Cruisecontrole
J
: Indrukken om het systeem aan
en uit te zetten. Bij het inschakelen
gaat er op de instrumentengroep een
wit lampje branden.
RES+ : Als er een ingestelde rijsnel-
heid in het geheugen is opgeslagen,
druk de schakelaar dan kort in om
deze snelheid te hervatten of houd de
schakelaar ingedrukt om te accele-
reren. Als de cruise control al actief is,
gebruik deze dan om de rijsnelheid te
verhogen. U verhoogt de snelheid met
1 km/h (1 mph) door RES+ tot aan de
eerste stand omhoog te drukken. U
verhoogt de snelheid tot het streepje
van de eerstvolgende 5 km/h (5 mph)
door RES+ tot aan de tweede stand
omhoog te drukken.
SET : Druk kort in om de rijsnelheid
in te stellen en cruise control te
activeren. Als de cruise control al
actief is, gebruik deze dan om de
rijsnelheid te verlagen. U verlaagt de
snelheid met 1 km/h (1 mph) door
SET tot aan de eerste stand omlaag
te drukken. U verlaagt de snelheid tot
het streepje van de eerstvolgende 5
km/h (5 mph) door SET tot aan de
tweede stand omlaag te drukken.
: Indrukken om cruisecontrol uit te
zetten zonder de ingestelde snelheid
uit het geheugen te wissen.
Zie Cruisecontrole 0 222 of Instelbare
cruise control 0 224 (indien aanwezig).
Bestuurdersinformatiecen-
trum (DIC)
Het DIC-display zit in de instrumen-
tengroep. Het geeft de status van
verschillende voertuigsystemen weer.
KORT EN BONDIG
y
z
of
: Indrukken om naar de
vorige of volgende optie te gaan.
of
: Indrukken om heen en weer
te springen tussen de interactieve
displayzones van de instrumenten-
groep.
indrukken om terug te gaan
naar het vorige menu.
SEL : Indrukken om een menu te
openen of een menu-optie te kiezen.
Ingedrukt houden om op bepaalde
schermweergaven waarden te resetten.
Zie Bestuurdersinformatiecentrum (DIC)
0 147.
21