voorligger. Als er geen auto op uw
traject wordt gedetecteerd, werkt ACC
als een gewone cruisecontrol.
Bij detectie van een voertuig op uw
traject kan ACC voor het aanhouden
van de geselecteerde volgafstand
accelereren of iets afremmen. Trap op
de rem om ACC te deactiveren. Als de
tractieregeling (TCS) of elektrische
stabiliteitsregeling StabiliTrak wordt
geactiveerd bij een actieve ACC, wordt
ACC mogelijk automatisch uitgescha-
keld. Zie Tractieregeling/Elektronische
stabiliteitsregeling (ESC) 0 219.
Wanneer de wegomstandigheden een
veilig gebruik van ACC toelaten, kan
de ACC weer worden ingeschakeld.
ACC wordt niet geactiveerd, als TCS of
de elektronische stabiliteitsregeling
(StabiliTrak) worden uitgeschakeld.
Waarschuwing
ACC kan de auto maar iets
afremmen en heeft wellicht onvol-
doende tijd voor het zodanig
afremmen van de auto dat een
botsing met uw voorligger wordt
Waarschuwing
(Vervolg)
vermeden. Dit kan gebeuren
wanneer voorliggers plotseling
vertragen of stoppen of op uw rijst-
rook komen. Zie ook "Bestuurder
waarschuwen" in dit hoofdstuk.
Onderweg is uw volledige aandacht
vereist en moet u gereed zijn voor
handelend optreden en het
intrappen van het rempedaal. Zie
Defensief rijden 0 194.
Waarschuwing
ACC kan geen kinderen, voetgan-
gers, dieren of andere obstakels
detecteren en er evenmin voor
remmen.
Gebruik ACC niet in de volgende
gevallen:
Op kronkelende en heuvelach-
tige wegen of wanneer de
sensoren door sneeuw, ijs of
RIJDEN EN BEDIENEN
Waarschuwing
(Vervolg)
vuil zijn afgedekt. Het
systeem detecteert een
voorligger mogelijk niet. Houd
de gehele voorkant van de
auto schoon.
Bij een beperkt zicht zoals bij
mist, regen of sneeuwval. Er
gelden in dergelijke omstan-
digheden beperkingen voor de
werking van ACC.
Op gladde wegen waarop
snelle tractieveranderingen de
wielen overmatig doen
slippen.
225