Klimaatregelingsdisplay
1. Weergave buitentemperatuur
2. Temperatuurregeling aan
bestuurders- en passagierszijde
3. Ventilatorregeling
4. A/C (airconditioning)
5. Keuze klimaatregeling (knop
bedieningspaneel)
6. SYNC (temperatuursynchroni-
satie)
7. Bedieningsorganen luchttoevoer-
stand bestuurder en passagier
8. Ontwasemen
BEDIENINGSORGANEN VOOR KLIMAATREGELING
9. Statuslampje luchtverfrisser
(mits aanwezig)
Klimaatregelingsdisplay
U regelt de instellingen voor de venti-
lator, de luchtverdelingsmodus, de
airconditioning, de temperatuur aan
de bestuurders- en passagierszijde en
SYNC door op de beginpagina
Infotainment CLIMATE (klimaat) aan
te raken of door op het klimaatrege-
lingsdisplay van het bedieningspaneel
op de klimaatknop te drukken. U kunt
vervolgens een keuze maken op de
startpagina die voor de klimaatrege-
ling verschijnt. Zie de handleiding van
het Infotainmentsysteem.
Statusweergave klimaatregeling
De statusweergave voor de klimaatre-
geling verschijnt kort wanneer u de
klimaatregelingsknoppen op de
middenconsole bedient.
Automatische regeling
Het systeem regelt automatisch de
ventilatorsnelheid, luchtverdeling,
airconditioning en recirculatie om de
auto tot de gewenste temperatuur te
verwarmen of koelen.
Wanneer het controlelampje brandt of
als er AUTO op het klimaatregelings-
display staat aangegeven, werkt het
systeem volautomatisch. Als de lucht-
verdeling of ventilatorsnelheid
179