Parameterbeschrijving
3.2.5 SynRM-motor configureren op basis
van VVC
Deze sectie beschrijft het configureren van een SynRM-
motor op basis van VVC
3
3
LET OP
De SmartStart-wizard beslaat de basisconfiguratie van
SynRM-motoren.
Stappen voor eerste programmering
Activeer het gebruik van een SynRM-motor door [5] Sync.
Reluctance te selecteren in parameter 1-10 Motorconstructie.
De motorgegevens programmeren
Na het uitvoeren van de stappen voor eerste program-
mering zijn de SynRM-motorgerelateerde parameters in
parametergroep 1-2* Motordata, 1-3* Geav. Motordata en
1-4* Geav. Motordata II beschikbaar. Gebruik de gegevens
op het motortypeplaatje en het motordatablad om de
volgende parameters te programmeren in de aangegeven
volgorde:
1.
Parameter 1-23 Motorfrequentie.
2.
Parameter 1-24 Motorstroom.
3.
Parameter 1-25 Nom. motorsnelheid.
4.
Parameter 1-26 Cont. nom. motorkoppel.
Voer een volledige AMA uit via parameter 1-29 Autom.
aanpassing motorgeg. (AMA) [1] Volledige AMA insch. of stel
de volgende parameters handmatig in:
1.
Parameter 1-30 Statorweerstand (Rs).
2.
Parameter 1-37 Inductantie d-as (Ld).
3.
Parameter 1-44 d-axis Inductance Sat. (LdSat).
4.
Parameter 1-45 q-axis Inductance Sat. (LqSat).
5.
Parameter 1-48 Inductance Sat. Point.
Toepassingsspecifieke aanpassingen
Start de motor op het nominale toerental. Controleer de
VVC
+
SynRM-instellingen als de toepassing niet goed
werkt. Tabel 3.5 bevat toepassingsspecifieke aanbevelingen:
Toepassing
Toepassingen met lage
massatraagheid
I
/I
< 5
Load
Motor
Toepassingen met lage
massatraagheid
50 > I
/I
Load
Motor
42
+
+
.
Instellingen
Verhoog parameter 1-17 Filtertijdcon-
stante spanning met een factor 5-10.
Verlaag parameter 1-14 Verst.
demping.
Verlaag parameter 1-66 Min. stroom
bij lage snelh. (< 100%).
Handhaaf de standaardwaarden.
> 5
Danfoss A/S © 08/2016 Alle rechten voorbehouden.
®
VLT
AutomationDrive FC 301/302
Toepassing
Toepassingen met hoge
massatraagheid
I
/I
Load
Motor
Hoge belasting bij laag
toerental
< 30% (nominaal
toerental)
Dynamische toepassingen
Motorvermogens lager
dan 18 kW
Tabel 3.5 Aanbevelingen voor diverse toepassingen
Verhoog parameter 1-14 Verst. demping wanneer de motor
bij een bepaald toerental gaat oscilleren. Verhoog de
waarde van de dempingsversterking in kleine stappen. De
instelling voor deze parameter kan 10-100% hoger liggen
dan de standaardwaarde; dit hangt af van de motor.
1-10 Motorconstructie
Option:
[0]
Asynchroon
*
[1]
PM, niet-
uitspr. SPM
Instellingen
Verhoog parameter 1-14 Verst.
demping, parameter 1-15 Filtertijdcon-
> 50
stante lage snelh. en
parameter 1-16 Filtertijdconstante
hoge snelh..
Verhoog parameter 1-17 Filtertijdcon-
stante spanning.
Verhoog parameter 1-66 Min. stroom
bij lage snelh. om het startkoppel
aan te passen. Een stroom van 100%
geeft het nominale koppel als
startkoppel. Deze parameter werkt
onafhankelijk van
parameter 30-20 High Starting Torque
Time [s] en parameter 30-21 High
Starting Torque Current [%].
Gedurende langere tijd werken bij
een stroomniveau hoger dan 100%
kan leiden tot oververhitting van de
motor.
Verhoog parameter 14-41 Min.
magnetisering AEO bij zeer
dynamische toepassingen. Het
aanpassen van parameter 14-41 Min.
magnetisering AEO garandeert een
goede balans tussen energieren-
dement en dynamiek. Wijzig
parameter 14-42 Min. AEO-frequentie
om de minimumfrequentie te
specificeren waarbij de frequentiere-
gelaar minimale magnetisering moet
gebruiken.
Vermijd korte uitlooptijden.
Functie:
Stel het type motorconstructie in.
Te gebruiken voor asynchrone motoren.
Te gebruiken voor PM-motor met
uitspringende of niet-uitspringende
magneten.
PM-motoren zijn onderverdeeld in 2
groepen: met op de buitenzijde
gemonteerde (SPM)/niet-uitspringende
magneten of intern gemonteerde (IPM)/
uitspringende magneten.
MG33MM10