Parameterbeschrijving
14-52 Ventilatorreg.
Stel het minimale toerental van de hoofdventilator in.
Option:
Functie:
[3]
Op 100%
De ventilator werkt altijd met een toerental
van 100%.
[4]
Auto (lage
Deze optie is hetzelfde als [0] Auto, maar
rond en onder 0 °C gelden er speciale
omg.temp.)
overwegingen. Bij optie [0] Auto bestaat het
risico dat de ventilator gaat draaien bij een
temperatuur van circa 0 °C, doordat de
frequentieregelaar een sensorfout detecteert
en de frequentieregelaar wil beschermen.
Hierbij wordt waarschuwing 66, Lage temp.
gegenereerd. In zeer koude omgevingen
kan optie [4] Auto (lage omg.temp.) worden
gebruikt om de ongewenste gevolgen van
deze verdere afkoeling te voorkomen en
waarschuwing 66, Lage temp. te vermijden.
14-53 Ventilatorbew.
Option:
Functie:
Selecteer hoe de frequentieregelaar
moet reageren als er een fout in de
ventilator wordt gedetecteerd.
[0]
Uitgesch.
[1]
Waarschuwing
*
[2]
Uitschakeling (trip)
14-55 Uitgangsfilter
Option:
Functie:
LET OP
Deze parameter kan niet worden
gewijzigd terwijl de motor loopt.
LET OP
Reset de frequentieregelaar nadat u [2]
Sinusfilter vast hebt geselecteerd.
VOORZICHTIG
OVERVERHITTING VAN FREQUEN-
TIEREGELAAR
Stel parameter 14-55 Uitgangsfilter altijd in
op [2] Sinusfilter vast wanneer een
sinusfilter wordt gebruikt. Als u dit niet
doet, kan de frequentieregelaar oververhit
raken, wat kan leiden tot lichamelijk letsel
of schade aan apparatuur.
Selecteer het type uitgangsfilter dat is
aangesloten.
MG33MM10
Programmeerhandleiding
14-55 Uitgangsfilter
Option:
[0]
Geen
filter
*
[1] Sinusfilter Deze instelling dient enkel voor compatibiliteit
[2] Sinusfilter
vast
14-56 Capaciteit uitgangsfilter
De compensatiefunctie van het LC-filter vereist de per fase
equivalente capaciteit van het filter in sterschakeling (3 maal de
capaciteit tussen 2 fasen wanneer de capaciteit een driehoekaan-
sluiting is).
Range:
Size related
14-57 Inductantie uitgangsfilter
Range:
Size
related
*
Danfoss A/S © 08/2016 Alle rechten voorbehouden.
Functie:
Dit is de standaardinstelling, die moet worden
gebruikt bij dU/dt-filters of hoogfrequente
common-modefilters (HF-CM).
met oudere versies. Hiermee wordt het mogelijk
om het fluxbesturingsprincipe toe te passen
wanneer parameter 14-56 Capaciteit uitgangsfilter
en parameter 14-57 Inductantie uitgangsfilter zijn
geprogrammeerd met de capaciteit en
inductantie van het uitgangsfilter. Het bereik van
de schakelfrequentie wordt hierdoor niet beperkt.
Deze parameter stelt de minimaal toegestane
begrenzing voor de schakelfrequentie in en zorgt
ervoor dat het filter werkt binnen het veilige
bereik van schakelfrequenties. Dit werkt met alle
besturingsprincipes. Programmeer
parameter 14-56 Capaciteit uitgangsfilter en
parameter 14-57 Inductantie uitgangsfilter bij
gebruik van het fluxbesturingsprincipe (deze
parameters hebben geen effect bij VVC
Het modulatiepatroon wordt ingesteld op SFAVM;
dit geeft de laagste akoestische ruis in het filter.
Functie:
[0.1 - 6500
Stel de capaciteit van het uitgangs-
*
uF]
filter in. De waarde is te vinden op
het filterlabel.
LET OP
Dit is nodig voor een juiste
compensatie in de fluxmodus
(parameter 1-01 Motorbesturings-
principe).
Functie:
[0.001 -
Stel de inductantie van het uitgangsfilter
65 mH]
in. De waarde is te vinden op het
filterlabel.
LET OP
Dit is nodig voor een juiste
compensatie bij gebruik van het
fluxbesturingsprincipe
(parameter 1-01 Motorbesturings-
principe).
3
3
+
en U/f ).
179