Programmeren
Een andere eenvoudige manier om de frequentieregelaar
in bedrijf te stellen, is via de Smart Application Setup
2
2
(SAS); deze is ook te vinden door te drukken op [Quick
Menu]. Volg de instructies op de opeenvolgende schermen
om de vermelde toepassingen in te stellen.
Gebruik de [Info]-toets om tijdens de SAS helpinformatie
weer te geven over diverse keuzemogelijkheden, instel-
lingen en meldingen. De volgende 3 toepassingen zijn
beschikbaar:
•
Mechanische rem
•
Transportband
•
Pomp/ventilator
De volgende 4 veldbussen kunnen geselecteerd worden:
•
PROFIBUS
•
PROFINET
•
DeviceNet
•
Ethernet/IP
LET OP
De frequentieregelaar negeert de startvoorwaarden
wanneer SAS actief is.
LET OP
De Smart Setup start automatisch op bij de eerste
inschakeling van de frequentieregelaar of na herstel van
de fabrieksinstellingen. Als er niets wordt gedaan,
verdwijnt het SAS-scherm na 10 minuten automatisch.
2.1.8 Modus Hoofdmenu
Druk op [Main Menu] om naar de hoofdmenumodus te
gaan. Het display toont de uitlezing die in Afbeelding 2.14
is weergegeven.
Op het middelste en onderste gedeelte van het display
wordt een lijst met parametergroepen weergegeven, die
met behulp van de toetsen [
geselecteerd.
Afbeelding 2.14 Modus Hoofdmenu
20
®
VLT
AutomationDrive FC 301/302
▲
▼
] en [
] kunnen worden
1107 tpm
3,84 A
Hoofdmenu
0-** Bediening/display
1-** Belasting & motor
2-** Remmen
3-** Ref./Ramp.
Danfoss A/S © 08/2016 Alle rechten voorbehouden.
Elke parameter heeft een naam en een getal die altijd
hetzelfde zijn, ongeacht de programmeermodus. In de
hoofdmenumodus zijn de parameters onderverdeeld in
groepen. Het eerste cijfer van het parameternummer (vanaf
links) geeft het groepsnummer van de parameter aan.
Alle parameterinstellingen kunnen worden gewijzigd in het
Hoofdmenu. Afhankelijk van de geselecteerde setup
(parameter 1-00 Configuratiemodus), kunnen sommige
parameters echter onzichtbaar zijn. De instelling Snelh. zndr
terugk. verbergt bijvoorbeeld alle PID-parameters, terwijl bij
andere ingeschakelde opties juist meer parametergroepen
zichtbaar worden.
2.1.9 Parameterselectie
In de hoofdmenumodus zijn de parameters onderverdeeld
in groepen. Selecteer een parametergroep met behulp van
de navigatietoetsen.
Nadat u een parametergroep hebt geselecteerd, kunt u
een parameter selecteren met de navigatietoetsen.
Het middelste gedeelte van het display toont het nummer
en de naam van de parameter, en de geselecteerde
parameterwaarde.
Afbeelding 2.15 Parameterselectie
2.1.10 Gegevens wijzigen
Voor het wijzigen van gegevens via de snelmenumodus en
de hoofdmenumodus geldt dezelfde procedure. Druk op
[OK] om de geselecteerde parameter te wijzigen.
De procedure voor het wijzigen van data is verschillend
1 (1)
naargelang de geselecteerde parameter een numerieke
datawaarde of een tekstwaarde vertegenwoordigt.
740 tpm
10,64 A
1 [1]
0-0*
Basisinstellingen
0-01 Taal
[7] Nederlands
MG33MM10