Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Danfoss VLT AutomationDrive FC 301 Programmeerhandleiding pagina 43

Verberg thumbnails Zie ook voor VLT AutomationDrive FC 301:
Inhoudsopgave

Advertenties

Parameterbeschrijving
Voer een volledige AMA uit via parameter 1-29 Autom.
aanpassing motorgeg. (AMA) [1] Volledige AMA insch. Als
geen volledige AMA wordt uitgevoerd, configureert u de
volgende parameters handmatig:
1.
Parameter 1-30 Statorweerstand (Rs)
Voer de weerstand van de statorwikkeling in voor
fase naar common (R
gevens beschikbaar zijn, moet u de waarde delen
door 2 om de waarde voor fase-common te
verkrijgen.
2.
Parameter 1-37 Inductantie d-as (Ld)
Voer de directe asinductantie van de PM-motor in
voor fase-common.
Als enkel fase-fasegegevens beschikbaar zijn,
moet u de waarde delen door 2 om de waarde
voor fase-common te verkrijgen.
3.
Parameter 1-40 Tegen-EMK bij 1000 TPM.
Voer de tegen-EMK (fase-fase, rms-waarde) van de
PM-motor bij 1000 tpm in. Tegen-EMK is de
spanning die door een PM-motor wordt
gegenereerd wanneer er geen frequentieregelaar
is aangesloten en de as extern wordt gedraaid. In
specificaties wordt deze meestal vermeld voor het
nominale motortoerental of voor een motortoe-
rental van 1000 tpm, gemeten tussen 2 fasen. Als
de waarde voor een motortoerental van 1000
tpm niet beschikbaar is, kunt u de juiste waarde
als volgt berekenen:
Stel, de tegen-EMK is 320 V bij 1800 tpm. De
waarde bij 1000 tpm kan dan als volgt worden
berekend:
Tegen-EMK = (spanning/tpm) x 1000 = (320/1800)
x 1000 = 178.
Motorwerking testen
1.
Start de motor bij een laag toerental (100 tot 200
tpm). Als de motor niet draait, moet u de
installatie, algemene programmering en motorge-
gevens controleren.
2.
Controleer of de startfunctie in
parameter 1-70 Startmodus PM geschikt is voor de
vereisten van de toepassing.
Rotordetectie
Deze functie is de aanbevolen optie voor toepassingen
waarbij de motor start vanuit stilstand, zoals bij pompen of
transportbanden. Bij sommige motoren is een geluid
hoorbaar wanneer de frequentieregelaar de rotordetectie
uitvoert. Dit is niet schadelijk voor de motor.
Parkeren
Deze functie is de aanbevolen optie voor toepassingen
waarbij de motor met laag toerental draait, zoals bij
windmilling in ventilatortoepassingen.
Parameter 2-06 Parkeerstroom en parameter 2-07 Parkeertijd
kunnen worden gewijzigd. Verhoog de fabrieksinstelling
van deze parameters voor toepassingen met hoge
massatraagheid.
MG33MM10
Programmeerhandleiding
). Als enkel fase-fasege-
s
Danfoss A/S © 08/2016 Alle rechten voorbehouden.
Toepassingsspecifieke aanpassing bij gebruik van VVC
+
VVC
is de meest robuuste regelmodus. Deze biedt in de
meeste situaties optimale prestaties zonder verdere
aanpassingen. Voer een volledige AMA uit voor de beste
prestaties.
Start de motor op het nominale toerental. Controleer de
+
VVC
PM-instellingen als de toepassing niet goed werkt.
Tabel 3.4 bevat aanbevelingen voor diverse toepassingen.
Toepassing
Instellingen
Toepassingen met lage
Verhoog parameter 1-17 Filtertijdcon-
massatraagheid
stante spanning met een factor 5-10.
I
/I
< 5
Verlaag parameter 1-14 Verst.
Load
Motor
demping.
Verlaag parameter 1-66 Min. stroom
bij lage snelh. (< 100%).
Toepassingen met lage
Handhaaf de standaardwaarden.
massatraagheid
50 > I
/I
> 5
Load
Motor
Toepassingen met hoge
Verhoog parameter 1-14 Verst.
massatraagheid
demping, parameter 1-15 Filtertijdcon-
I
/I
> 50
stante lage snelh. en
Load
Motor
parameter 1-16 Filtertijdconstante
hoge snelh..
Hoge belasting bij laag
Verhoog parameter 1-17 Filtertijdcon-
toerental
stante spanning.
< 30% (nominaal
Verhoog parameter 1-66 Min. stroom
toerental)
bij lage snelh. om het startkoppel
aan te passen. Een stroom van 100%
geeft het nominale koppel als
startkoppel. Deze parameter werkt
onafhankelijk van
parameter 30-20 High Starting Torque
Time [s] en parameter 30-21 High
Starting Torque Current [%].
Gedurende langere tijd werken bij
een stroomniveau hoger dan 100%
kan leiden tot oververhitting van de
motor.
Tabel 3.4 Aanbevelingen voor diverse toepassingen
Verhoog parameter 1-14 Verst. demping wanneer de motor
bij een bepaald toerental gaat oscilleren. Verhoog de
waarde in kleine stappen. De instelling voor deze
parameter kan 10-100% hoger liggen dan de standaard-
waarde; dit hangt af van de motor.
Toepassingsspecifieke aanpassing bij gebruik van de
fluxmodus
Het fluxbesturingsprincipe is de regelmodus bij uitstek
voor optimale asprestaties in dynamische toepassingen.
Voer een AMA uit, aangezien deze regelmodus
nauwkeurige motorgegevens vereist. Afhankelijk van de
toepassing kunnen verdere aanpassingen noodzakelijk zijn.
Zie hoofdstuk 3.2.3 Setup asynchrone motor voor toepas-
singsspecifieke aanbevelingen.
+
.
3
3
41

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Vlt automationdrive fc 302

Inhoudsopgave