5.6.2
Het expiratieventiel en de flowsensor selecteren
Afhankelijk van de patiëntcategorie worden de volgende expiratieventielen en
flowsensoren en de overeenkomstige beademingscircuits gebruikt
Expiratieventiel, expi-
ratoire flowsensor
Neonataal expiratie-
ventiel, demper, neof-
lowsensor
1) Als de neonatale flowsensor ook is geïnstalleerd en in werking is, wordt de flowbewaking uit-
gevoerd met behulp van die sensor.
5.6.3
Het expiratieventiel voorbereiden
Het expiratieventiel wordt gemonteerd en vervolgens in de beademingseenheid
bevestigd.
Voorwaarden:
– Het expiratieventiel wordt geselecteerd op basis van de patiëntcategorie.
– Het expiratieventiel is voorbereid en is voldoende droog. Het ventiel is
gecontroleerd op zichtbare vervuiling.
Het expiratieventiel monteren
1. Bevestig het nieuwe membraan (1) aan de rand van de
expiratieventielbehuizing.
2. Controleren of de membraan juist is aangebracht.
3. Als de flowsensormof (2) is verwijderd, brengt u de flowsensormof weer aan.
|
Gebruiksaanwijzing
Volwas-
sen
Ja
Nee
2
Evita V800 / V600 SW 2.n
Patiëntcategorie
Pediatri-
Neonaat
sche pati-
ënt
Nee
1)
Ja
Ja
Ja
1
Montage en voorbereiding
Beademingscircuit
(zie accessoirelijst)
Voor volwassen en
pediatrische patiënten
Voor neonaten en
pediatrische patiënten
77