Advertenties
Werkingsprincipe
Het alarm Luchtwegdruk laag kan worden vertraagd door de disconnectie-
alarmtijd Tdiscon in te stellen.
In de patiëntcategorie Neonaat kan alleen de beademingsmodus SPN-CPAP of
PC-CMV worden geselecteerd. Bij het gebruik van een zuurstofbril of -masker moet
de neoflowsensor uit het beademingscircuit worden verwijderd. Het apparaat
schakelt de flowbewaking uit met de neoflowsensor.
17.6.2
O
-therapie
2
O
-therapie kan gebruikt worden voor patiënten die zelf kunnen ademen. De
2
continue flow wordt bijvoorbeeld toegediend via een zuurstofmasker of neuscanule.
De O
informatie: "O
17.7
Lekkageaanpassing en lekkagecompensatie
17.7.1
De lekkage bepalen
Het apparaat bepaalt het verschil tussen de toegepaste inspiratoire flow en de
gemeten expiratoire flow. Het verschil is de mate van lekkage en het apparaat geeft
dit weer met de volgende berekende waarden:
– Lekkage-minuutvolume MVlekk
– Lekkage-aandeel van het inspiratoire minuutvolume % lekk (MVlekk tot MVi)
Het lekkage-minuutvolume MVlekk is de lekkage die aanwezig is bij de gemiddelde
luchtwegdruk Pmean. Een hoger percentage volume gaat verloren tijdens inspiratie
dan tijdens expiratie, omdat de lekkage evenredig is aan de druk. Door technische
toleranties kan een klein lekkage-minuutvolume worden weergegeven, zelfs voor
een gesloten systeem. Als de lekkage snel verandert, heeft het apparaat meerdere
ademhalingen nodig om de nieuwe lekkagewaarde te bepalen. Tijdens
volumegecontroleerde beademing zonder AutoFlow levert het apparaat extra
volume tijdens de inspiratie ter compensatie van de door lekkage veroorzaakte
verliezen. Het apparaat compenseert volumeverliezen tot 100 % van het ingestelde
teugvolume VT.
Lekkage grootte
Het apparaat bepaalt de gemiddelde lekkageflow uit het verschil tussen inspiratoir
minuutvolume MVi en het expiratoir minuutvolume MVe (weergegeven als MV).
Gestandaardiseerd als MVi is het resultaat de lekkagegrootte weergegeven in
procenten: lekkage grootte = 100 % x (MVi – MVe) / MVi
In de patiëntcategorieën Pediatrische patiënt en Neonaat worden
lekkagewaarden kleiner dan 10 % weergegeven als 0 %.
17.7.2
Lekkageaanpassing
Een lekkageflow kan de synchronisatie van de beademingsslagen beïnvloeden.
Zelftriggering kan bijvoorbeeld ontstaan als aan het eind van de expiratie een
inspiratoire flow aanwezig is. Als de flow weglekt door bijvoorbeeld een cufflekkage
en daardoor niet naar de longen stroomt, kan de ingestelde flowtriggerdrempel
worden overschreden en wordt een nieuwe beademingsslag getriggerd. In een
beademingsmodus met een gesynchroniseerd einde van de inspiratie (bijv. PC-
PSV) kan vanwege een continue lekkageflow de inspiratoire beëindiging (zie
"Inspiratiebeëindiging", pagina 324) niet worden bereikt.
344
-concentratie en de flow kunnen worden ingesteld. Zie voor aanvullende
2
-therapie", pagina 150.
2
|
Gebruiksaanwijzing
Evita V800 / V600 SW 2.n
Advertenties
