17.4.2
Low-flow-PV-loop
De meetmanoeuvre Low-flow-PV-loop registreert een statische druk-volumecurve
die kan worden gebruikt om de mechanische eigenschappen van de longen te
bepalen.
Door de longen langzaam te vullen met een geringe constante flow, worden alleen
de elastische eigenschappen vastgesteld in de PV-loop. Dit bijna statische proces
toont een goede correlatie met de statische superinjectiespuitmethode of
occlusiemethode [6, 7, 8].
Er zijn verschillende benaderingen voor het optimaliseren van de
beademingsinstellingen op basis van metingen van de longmechanica. Bij alle
benaderingen wordt getracht een terugkerend samenvallen en weer openen van
alveolen en een mogelijk overvullen van de longen te voorkomen. Het verdient
aanbeveling de PEEP in te stellen op grond van het onderste inflectiepunt (LIP), en
het teugvolume VT of de plateaudruk Pplat te beperken op grond van het bovenste
inflectiepunt (UIP) [14 tot 17]
de positieve eind-expiratoire druk (PEEP) die vereist is voor het behouden van
longrecruitment rekening te houden met het expiratoire deel van de PV-loop.
Kenmerkende punten op het expiratiedeel worden in deze context beschreven als
het punt van maximale verbuiging (PMC) [6, 9, 11, 14, 18 tot 24]
Het apparaat berekent de statistische compliantie Cstat op basis van het
inspiratoire volume dat tijdens de manoeuvre wordt toegepast en uit het
gegenereerde drukverschil.
De alveolaire druk wordt berekend uit de luchtwegdruk. Daarbij wordt de volgende
formule gebruikt:
Palv = Paw – Rk1 x Flow – Rk2 x |Flow| x Flow
Rk1 en Rk2 zijn coëfficiënten die worden bepaald tijdens de dynamische
berekening van patiëntweerstand Rpat.
Het apparaat berekent de overvullingsindex C20/Cstat. In het proces is C20 de
compliantie van de laatste 20 % van een beademingsslag. De waarde C20 wordt
ingesteld in verhouding tot de compliantie Cstat van de gehele beademingsslag.
Een overvullingsindex C20/Cstat die lager is dan 0,8 kan duiden op een overvulling
van de longen [25]
De geregistreerde gegevens worden geanalyseerd met behulp van de methode
volgens Harris RS, Hess DR, Venegas JG [26]
berekend, worden de volgende drie karakteristieke punten in de loop gemarkeerd:
– het onderste inflectiepunt aan de inspiratoire kant van de loop
– het bovenste inflectiepunt aan de inspiratoire kant van de loop
– het bovenste inflectiepunt aan de expiratoire kant van de loop of het punt van
maximale verbuiging aan de expiratoire kant van de loop
Ter evaluatie van de resultaten van de manoeuvre, kan er met twee cursors over de
PV-loop worden bewogen. De door de cursor gemarkeerde waarden voor druk en
volume worden weergegeven. De statische compliantie tussen 2 waarden wordt
berekend en weergegeven. Als er karakteristieke punten op de loop worden
vastgesteld, worden de twee cursors aanvankelijk op deze punten gepositioneerd
zodat de overeenkomstige waarden kunnen worden afgelezen.
1) Referenties (zie "Lijst met referenties", pagina 358)
|
Gebruiksaanwijzing
1)
1)
.
Evita V800 / V600 SW 2.n
, zolang de flow gering is [9 tot 13]
1)
. Ander onderzoek adviseert om bij het bepalen van
1)
. Als de gegevens succesvol zijn
Werkingsprincipe
1)
.
1)
.
337