Werkingsprincipe
Als tijdens actieve apneubeademing een andere apneusituatie zich voordoet en
een overeenkomstig alarm wordt afgegeven, geeft dit aan dat de ademfrequentie
tijdens apneubeademing RRapn te laag is ingesteld met betrekking tot de apneu-
alarmtijd Tapn.
Apneubeademing in de patiëntcategorie Neonaat
Om automatisch over te schakelen op volumegegarandeerde verplichte beademing
in het geval van een apneu
Opdat het apparaat een apneu kan herkennen, moet de flowmeting met behulp van
de neoflowsensor functioneren en moet de flowbewaking met behulp van de
neoflowsensor geactiveerd zijn.
Het apparaat herkent een apneu als er geen expiratoire flow is gemeten of als er
onvoldoende inspiratiegas is geleverd gedurende de ingestelde apneu-alarmtijd
Tapn. Als de apneubeademing is ingeschakeld, start het apparaat
volumegegarandeerde beademing in de beademingsmodus VC-SIMV met
AutoFlow met de beademingsparameters RRapn en VTapn. De inspiratietijd voor
apneubeademing wordt bepaald aan de hand van de ingestelde ademfrequentie
tijdens apneubeademing RRapn en een vaste I:E-verhouding van 1:2.
De patiënt kan spontaan ademen en de opgelegde beademingsslagen worden
gesynchroniseerd met de spontane ademhaling van de patiënt. De ademfrequentie
tijdens apneubeademing RRapn blijft constant. Het apparaat levert Synchronized
Intermittent Mandatory Ventilation (gesynchroniseerde intermitterende opgelegde
beademingsslag).
Apneubeademing wordt beëindigd door op de knop Apneubeademing beëindigen
te tikken. Het apparaat blijft weer beademen in de vorige beademingsmodus.
Apneubeademing wordt ook beëindigd door de beademingsmodus of de extra
instellingen te veranderen, bijvoorbeeld PS.
Als tijdens actieve apneubeademing een andere apneusituatie zich voordoet en
een overeenkomstig alarm wordt afgegeven, geeft dit aan dat de ademfrequentie
tijdens apneubeademing RRapn te laag is ingesteld met betrekking tot de apneu-
alarmtijd Tapn.
322
Paw
PEEP
Tapn
Flow
RRapn
|
Gebruiksaanwijzing
Evita V800 / V600 SW 2.n