In bedrijf stellen
WAARSCHUWING
Gevaar vanwege onjuiste instellingen
Apparaten kunnen binnen een gebruiksomgeving verschillend worden
geconfigureerd. Voor de gebruiker specifieke alarmgrenzen of therapie-instellingen
kunnen op de apparaten worden ingesteld. Als de instellingen ongeschikt zijn voor
de patiënt, kan de patiënt in gevaar worden gebracht.
► Zorg ervoor dat de ingestelde therapiewaarden geschikt zijn voor de nieuwe
patiënt.
► Zorg ervoor dat het alarmsysteem niet onbruikbaar is gemaakt door de
alarmgrenzen op extreme waarden in te stellen of door het alarm uit te
schakelen.
► Controleer de basisalarminstellingen en de patiënt-specifieke alarminstellingen
wanneer u een nieuwe therapie start.
VOORZICHTIG
Risico op onderkoeling
Als het apparaat niet is opgewarmd, kan de patiënt onderkoeld raken.
► Wacht tot de warmtestraler is opgewarmd.
► Als het verwarmde gelmatras is geplaatst, wacht u tot het matras is opgewarmd.
Procedure:
1. Selecteer de gewenste modus in de therapiebalk.
2. Stel de gewenste temperatuur in met de therapieregelaar.
3. Stel aanvullende parameters in (bijv. SpO
✓ De therapie-instellingen zijn afgesteld.
6.3
Toevoerdruk controleren (indien geïnstalleerd)
1. Zorg ervoor dat de centrale toevoerslangen voor O
bevestigd op de juiste fittingen op de achterkant van het apparaat. Zorg er ook
voor dat de centrale toevoerdruk 2,7 tot 6,0 bar is (39 tot 87 psi, 270 tot
600 kPa).
2. Bij het gebruik van gastoevoer uit gasflessen, moet u het volgende doen:
– Zorg ervoor dat de gasflessen stevig vastzitten in de gasfleshouders aan de
– Zorg ervoor dat de gasflessen zijn aangesloten op de gasflesaansluitingen
– Zorg ervoor dat het flesventiel boven op de gasfles geopend is.
– Onderzoek de flesdrukmeters om te kijken of er voldoende gastoevoer is.
82
achterkant van het apparaat.
aan de achterkant van het apparaat voordat u deze opent.
).
2
(en optionele Air) stevig zijn
2
|
Gebruiksaanwijzing
Babyroo TN300 SW 1.1n