Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Dräger Babyroo TN300 Gebruiksaanwijzing pagina 155

Warmtestraler. software 1.1n
Inhoudsopgave

Advertenties

Voor patiënt specifieke instellingen
De gebruiker kan de fabrieksinstellingen of voor de gebruiker specifieke instellingen
aanpassen, zodat ze bij de huidige patiënt passen. De waarden voor de voor
patiënt specifieke instellingen worden ingesteld op het hoofdscherm via de
therapiebalk (modi en therapieregelaars). De patiëntspecifieke alarmen worden
ingesteld via het hoofdscherm in het dialoogvenster Alarmen. De patiëntspecifieke
instellingen omvatten ook de informatie in het dialoogvenster Systeemconfig. >
Patiënt. De patiëntspecifieke instellingen kunnen naar andere apparaten worden
overgedragen met de functie Import/export. Zie voor aanvullende informatie:
"Gegevens overdragen naar een ander apparaat", pagina 150.
Patiëntspecifieke instellingen worden automatisch ingesteld in de volgende situatie:
– Als de toets Huidige patiënt geactiveerd was toen het apparaat werd
ingeschakeld nadat het meer dan twee uur was uitgeschakeld.
10.5.1
Resetten naar fabrieksinstellingen
Bepaalde tabbladen in het dialoogvenster Systeemconfig. hebben een toets om
de gebruikersspecifieke instellingen te resetten naar de fabrieksinstellingen.
1. Open het betreffende tabblad, bijvoorbeeld Schermlayout, Alarmen, Therapie,
Systeem.
2. Tik op de toets Fabrieksinstellingen en bevestig.
✓ De overeenkomstige fabrieksinstelling wordt hersteld.
De volgende tabellen tonen de waarden van de fabrieksinstellingen.
10.5.2
Horizontaal tabblad Patiënt
Titel of parameter
Voornaam
Achternaam
Identificatienummer
Geboortedatum
Zwangerschap duur [wk
+ dg]
Geboortegewicht [g]
Geslacht
|
Gebruiksaanwijzing
Beschrijving
Voer de voornaam in.
Voer de achternaam in.
Voer het identificatienummer in.
Voer de geboortedatum in.
Voer de zwangerschapsduur in
weken en dagen in.
Voer het geboortegewicht in.
Selecteer het geslacht.
Selecteer een symbool voor de pati-
ënt.
Babyroo TN300 SW 1.1n
Aanvullende informatie
De naam of het identificatienum-
mer kan in de titelbalk worden
weergegeven. Als er een identifica-
tienummer is ingevoerd, geeft de
titelbalk altijd het identificatienum-
mer weer.
Het symbool wordt ook weergege-
ven in de schermweergave Fami-
lie.
Configuratie
155

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave