Veiligheidsgerelateerde informatie
2.10.11
SpO
De toestand van de patiënt moet worden bewaakt tijdens SpO
bepalen of aanpassing van de behandeling nodig is. De patiënt kan in gevaar
worden gebracht als zijn of haar toestand niet voldoende wordt bewaakt.
► De pulsoximeter mag niet worden gebruikt als enige basis voor medische
beslissingen. Deze moet worden gebruikt in combinatie met klinische indicaties
en symptomen.
► Als de SpO
bloedmonster worden onderzocht om de aandoening van de patiënt te
bevestigen.
► Als een meting twijfelachtig is, controleert u eerst de vitale functies op een
alternatieve manier en controleert u vervolgens of de pulsoximeter correct werkt.
► Als de melding Lage perfusie regelmatig wordt weergegeven, zoekt u een
bewakingsplek met betere perfusie. Beoordeel in de tussentijd de patiënt en
controleer, indien aangegeven, de oxygenatiestatus op andere manieren.
► Metingvariaties kunnen aanzienlijk zijn en kunnen worden beïnvloed door de
monstertechniek en door de fysiologische toestand van de patiënt. Resultaten
die inconsistent zijn met de klinische status van de patiënt, moeten worden
herhaald en/of aangevuld met extra testgegevens. Bloedmonsters moeten
worden geanalyseerd met laboratoriuminstrumenten voordat een klinische
beslissing wordt genomen, om een volledig inzicht te krijgen in de toestand van
de patiënt.
Het gebruik van andere therapieën of apparatuur tijdens SpO
invloed zijn op de nauwkeurigheid van SpO
worden gebracht.
► Pulsaties van een intra-aortale ballon kunnen van invloed zijn op de
nauwkeurigheid van de polsfrequentie. De polsfrequentie moet worden
vergeleken met de ECG-hartfrequentie.
► Gebruik van de pulsoximeter tijdens defibrillatie kan van invloed zijn op de
nauwkeurigheid of beschikbaarheid van parameters en metingen.
► Zorg ervoor dat er geen apparatuur die radiofrequentie uitstraalt in de buurt is
van de pulsoximeter.
► Bij gebruik van de pulsoximeter tijdens bestraling van het hele lichaam moet de
sensor uit het stralingsveld blijven. Tijdens de straling kan de meting
onnauwkeurig of nul zijn.
Bij gebruik van de pulsoximeter voor andere doelen dan het beoogde doel, kan de
patiënt gevaar lopen.
► Gebruik de pulsoximeter niet om te controleren op apneu.
► Gebruik de pulsoximeter niet voor analyse van aritmie.
18
-bewaking
2
-waarden duiden op hypoxemie, moet in een laboratorium een
2
-metingen. De patiënt kan in gevaar
2
|
Gebruiksaanwijzing
-bewaking om te
2
-bewaking kan van
2
Babyroo TN300 SW 1.1n