07
Het TPMS dient niet ter vervanging van
AANWIJZING
onderhoud van de banden te worden
gebruikt. Het is de verantwoordelijkheid
van de bestuurder dat de banden op de
juiste spanning zijn, ook al is de ban-
denspanning nog niet zo laag dat het
waarschuwingslampje gaat branden.
Uw auto is tevens uitgerust met een
controlelampje storing TPMS dat aan-
geeft wanneer het systeem niet goed
werkt. Het controlelampje storing TPMS
is gecombineerd met het waarschu-
wingslampje
lage
bandenspanning.
Wanneer door het systeem een storing
wordt gedetecteerd, knippert het waar-
schuwingslampje gedurende ongeveer
een minuut en blijft daarna branden.
Elke keer dat de auto wordt gestart,
blijft deze volgorde optreden, zolang de
storing aanwezig is.
Wanneer het controlelampje brandt,
kan het systeem mogelijk niet naar
behoren een te lage bandenspanning
vaststellen. Storingen in het TPMS kun-
nen door verschillende oorzaken ont-
staan, waaronder het plaatsen, vervan-
gen of wisselen van banden of velgen
waardoor het TPMS niet goed werkt.
Controleer na het vervangen van een of
meerdere band(en) of velg(en) het con-
trolelampje storing TPMS om ervoor te
zorgen dat het TPMS goed werkt.
7-13