Volg voor het plaatsen van de kettingen
de aanwijzingen van de fabrikant en
trek de kettingen zo strak mogelijk aan.
Pas de snelheid aan met de gemon-
teerde kettingen (minder dan 30 km/
uur). Als u de kettingen tegen de car-
rosserie of het chassis hoort slaan, stop
dan meteen en trek de kettingen aan.
Als ze daarna nog tegen de auto slaan,
matig uw snelheid dan totdat dit niet
meer gebeurt. Verwijder de sneeuwket-
tingen zodra u weer op een schone
weg rijdt.
Parkeer de auto op een vlakke onder-
grond en uit de buurt van het overige
verkeer voor het monteren van de
sneeuwkettingen. Zet de Alarmknip-
perlichten aan en plaats (indien moge-
lijk) een gevarendriehoek achter de
auto. Zet de transmissie in stand P
(Parkeren), activeer de parkeerrem en
zet de motor af alvorens de sneeuwket-
tingen te monteren.
AANWIJZING
Wanneer u sneeuwkettingen gebruikt:
hebben of niet goed gemonteerd
zijn, kunnen de remleidingen, wiel-
ophanging, carrosserie, en velgen
van uw auto beschadigen.
gen van SAE-klasse S.
door contact van de kettingen met
de behuizing, zet dan de ketting
verder vast zodat contact met de
carrosserie van de auto voorko-
men wordt.
rie, en zet de kettingen opnieuw
vast na ongeveer 0.5~1.0 km
(0.3~0.6 mijl).
auto's met lichtmetalen velgen.
Indien onvermijdelijk moet een
draad soort ketting.
om schade aan de kettingaanslui-
ting te voorkomen.
06
-
-
-
6-93