Richtingaanwijzers
Als u richting wilt aangeven, beweeg de
hendel dan omlaag als u links afslaat
en omhoog als u rechts afslaat, in stand
(A).
Beweeg
de
gedeeltelijk naar beneden of naar
boven en houd hem vast (B) om een
wisseling van rijstrook aan te geven.
De hendel zal terugkeren naar de OFF-
stand wanneer deze wordt losgelaten
of wanneer de draai volledig is.
Wanneer een controlelampje blijft bran-
den, niet knippert of abnormaal knip-
pert, kunnen één of meer lampen door-
gebrand zijn en dienen deze vervangen
te worden.
Beweeg de hendel iets en laat hem dan
weer los om de functie one- touch pas-
seerknipperlicht in te schakelen. De
richtingaanwijzers knipperen 3, 5 of 7
keer.
U kunt de functie one-touch passeer-
knipperlicht in-/uitschakelen of het aan-
tal keren knipperen selecteren (3, 5 of
7) met de modus Gebruikersinstellingen
op het LCDdisplay.
informatie.
OHCR046350
combischakelaar
Mistlampen vóór
(indien van toepassing)
De mistlampen dienen voor een beter
zicht en ter voorkoming van ongevallen
onder omstandigheden waarbij het
zicht sterk verminderd wordt door mist,
regen, sneeuwval enz.
1. Schakel de parkeerlicht aan.
2. Beweeg de lichtschakelaar (1) naar
de mistlamp vóór stand.
3. Zet om de mistlampen voor uit te
schakelen de lichtschakelaar nog-
maals in de stand mistlampen voor
of schakel de parkeerlichten uit.
AANWIJZING
De mistlampen gebruiken zeer veel
stroom. Gebruik de mistlampen
05
OHCR046362
5-41