8.5
Contourdraaien - alleen bij G-code programma's
8.5.1
Algemeen
Functie
Met de cyclus "Contourdraaien" kunt u eenvoudige of complexe contouren maken. Een
contour bestaat uit verschillende contourelementen, waarbij minimaal twee en maximaal 250
elementen resulteren in een gedefinieerde contour.
Tussen contourelementen kunt u afschuiningen, radii, ondersnijdingen of tangentiële
overgangen programmeren.
De geïntegreerde contourberekening berekent de snijpunten van afzonderlijke
contourelementen, rekening houdend met de geometrische samenhang, en maakt het op die
manier mogelijk om elementen met onvoldoende afmetingen in te voeren.
Bij het bewerken van de contour kunt u rekening houden met een basismateriaalcontour die
u voor de afgewerkte contour moet invoeren. Aansluitend maakt u een keuze tussen de
volgende bewerkingstechnologieën:
● Verspanen
● Steken
● Steekdraaien
Bij de 3 verschillende technologieën kunt u telkens voorbewerken, restmateriaal ruimen en
nabewerken.
Programmering
Het programmeren ziet er, bijvoorbeeld voor verspanen, als volgt uit:
Opmerking
Bij de G-codeprogrammering moet erop worden gelet dat de contouren zich na de
programma-einde extensie moeten bevinden!
1. Contour basismateriaal invoeren
2. Contour afgewerkt stuk invoeren
3. Contour oproepen
Frezen
Bedieningshandboek, 02/2012, 6FC5398-7CP40-3JA0
Wanneer u bij het verspanen tegen de contour als vorm van het basismateriaal rekening
wilt houden met een basismateriaalcontour (en geen cilinder of toegift), dan moet u voor
de contour van het afgewerkt stuk een contour van het basismateriaal definiëren. U moet
de contour van het basismateriaal uit verschillende contourelementen samenstellen.
U moet de contour van het afgewerkt stuk uit verschillende contourelementen
samenstellen.
Technologische functies programmeren (cycli)
8.5 Contourdraaien - alleen bij G-code programma's
421