3. Het gereedschap wordt met ijlgang over D + veiligheidsafstand teruggetrokken.
4. Het gereedschap steekt naast de eerste insteek met aanzetdiepte 2 · D in.
5. Het gereedschap wordt met ijlgang over D + veiligheidsafstand teruggetrokken.
6. Het gereedschap steekt wisselend in de eerste en tweede insteek telkens in met
7. Alle verdere groeven worden wisselend rechtstreeks tot op einddiepte T1 uitgevoerd.
Naderen/verwijderen bij het nabewerken
1. Het gereedschap wordt met ijlgang eerst naar het cyclusintern berekende startpunt
2. Het gereedschap wordt met bewerkingsvoeding aan één flank naar beneden en aan de
3. Het gereedschap wordt met ijlgang naar de veiligheidsafstand teruggetrokken.
4. Het gereedschap wordt met bewerkingsvoeding langs de andere flank en aan de bodem
5. Het gereedschap wordt met ijlgang naar de veiligheidsafstand teruggetrokken.
Procedure
Frezen
Bedieningshandboek, 02/2012, 6FC5398-7CP40-3JA0
aanzetdiepte 2 · D tot einddiepte T1 is bereikt.
Tussen de afzonderlijke groeven trekt het gereedschap met ijlgang telkens met D +
veiligheidsafstand terug. Na de laatste groef trekt het gereedschap met ijlgang op de
veiligheidsafstand terug.
Tussen de afzonderlijke groeven trekt het gereedschap met ijlgang telkens op
veiligheidsafstand terug.
verplaatst.
bodem verder tot aan het midden verplaatst.
verder tot aan het midden verplaatst.
1.
Het deelprogramma dat moet worden bewerkt, is gegenereerd en u
bevindt zich in de editor.
2.
Druk op de softkey "Draaien".
3.
Druk op de softkey "Groef".
Het invoervenster "Groef" wordt geopend.
4.
Selecteer via de softkey één van de drie insteekcycli:
Eenvoudige insteekcyclus
Het invoervenster "Groef 1" wordt geopend.
- OF
Insteekcyclus met schuine lijnen, radii of afschuiningen
Het invoervenster "Groef 2" wordt geopend.
- OF
Insteekcyclus aan een rechte met schuine lijnen, radii of afschuiningen.
Het invoervenster "Groef 3" wordt geopend.
Technologische functies programmeren (cycli)
8.4 Draaien - alleen bij G-code programma's
399