Technologische functies programmeren (cycli)
8.1 Boren
Boorposities
Voor de cyclus zijn de ingelopen boringscoördinaten van het vlak vereist.
De boringsmiddelpunten moeten daarom voor of na het oproepen van de cyclus als volgt
worden geprogrammeerd (zie ook het hoofdstuk Cycli op afzonderlijke positie of
positiepatroon (MCALL)):
● Een afzonderlijke positie moet voor het oproepen van de cyclus worden geprogrammeerd
● Positiepatronen (MCALL) moeten na het oproepen van de cyclus worden
8.1.2
Centreren (CYCLE81)
8.1.2.1
Functie
Functie
Met de cyclus "Centreren" boort het gereedschap met het geprogrammeerde toerental van
de spil en de voedingssnelheid naar keuze
● tot op de geprogrammeerde eindboordiepte of
● zo diep tot de geprogrammeerde diameter van de centrering is bereikt
Het terugtrekken van het gereedschap gebeurt na afloop van een programmeerbare
verblijftijd.
Naderen/verwijderen
1. Het gereedschap nadert met G0 op veiligheidsafstand van het referentiepunt.
2. Met G1 en met de geprogrammeerde voeding F wordt in het werkstuk ingedoken tot de
3. Na afloop van de verblijftijd DT wordt het gereedschap met ijlgang G0 naar het
Procedure
290
geprogrammeerd
– als boorpatrooncyclus (lijn, cirkel, enz.) of
– als resultaat van positioneerblokken bij de boringsmiddelpunten
diepte of de centreerdiameter is bereikt.
terugtrekvlak verplaatst.
1.
Het deelprogramma of ShopMill-programma dat moet worden bewerkt,
is gegenereerd en u bevindt zich in de editor.
2.
Druk op de softkey "Boren".
3.
Druk op de softkey "Centreren".
Het invoervenster "Centreren" wordt geopend.
Bedieningshandboek, 02/2012, 6FC5398-7CP40-3JA0
Frezen