Technologische functies programmeren (cycli)
8.1 Boren
8.1.6
Kotteren (CYCLE86)
8.1.6.1
Functie
Functie
Met de cyclus "Kotteren" verplaatst het gereedschap, rekening houdend met het
terugtrekvlak en de veiligheidsafstand, met ijlgang naar de geprogrammeerde positie.
Vervolgens duikt het gereedschap met de geprogrammeerde voeding (F) tot op de
geprogrammeerde diepte (Z1) in. Daarna wordt een georiënteerde spilstop met het SPOS-
commando uitgevoerd. Na afloop van een verblijftijd trekt het gereedschap terug, naar keuze
met of zonder optillen van het gereedschap.
Opmerking
Als vóór de bewerking bijvoorbeeld met CYCLE800 wordt gezwenkt of als er gespiegeld is,
dan moet het SPOS-commando zodanig wordt aangepast, dat de spilpositie met DX en DY
werkt.
Optillen
Bij het optillen kunnen de optilwaarde D en de oriëntatiehoek van het gereedschap α via de
machinegegevens of in het parametervenster worden bepaald. Wanneer beide parameters
via de machinegegevens vooraf zijn ingesteld, verschijnen ze niet in het parametervenster.
Opmerking
De cyclus "Kotteren" kan worden gebruikt wanneer de voor het boren voorziene spil
technisch in staat is om in positiegeregelde spilmodus over te gaan.
Naderen/verwijderen
1. Het gereedschap nadert met G0 op veiligheidsafstand van het referentiepunt.
2. Verplaatsen naar eindboordiepte met G1 en voor de cyclusoproep geprogrammeerd
3. Verblijftijd op eindboordiepte.
4. Georiënteerde spilstop op de onder SPOS geprogrammeerde spilpositie.
298
Machinefabrikant
Raadpleeg hiervoor de instructies van de machinefabrikant.
toerental en voedingssnelheid.
Bedieningshandboek, 02/2012, 6FC5398-7CP40-3JA0
Frezen