76
Openen en sluiten
wordt de diefstalbeveiliging weer geacti‐
R
veerd.
De sleutel niet bewaren bij elektronische appara‐
ten of metalen voorwerpen. Dit kan de werking
van de sleutel nadelig beïnvloeden.
%
Als het batterijcontrolelampje
indrukken van de toets % of & niet
gaat branden, is de batterij ontladen.
De batterij van de sleutel vervangen
(
pagina 77).
→
Akoestisch sluitsignaal in- of uitschakelen
Multimediasysteem:
Voertuig
î Voertuiginstellin-
,
.
gen
Akoes. sluitmelding
.
De functie in- O of uitschakelen ª.
#
Paniekalarm deactiveren en activeren
Voorwaarden
%
De functie paniekalarm is alleen in bepaalde
landen beschikbaar.
Het contact is uitgeschakeld.
R
2
bij het
Activeren: De toets
#
indrukken.
Er wordt een optisch en akoestisch alarm
geactiveerd.
Deactiveren: Opnieuw de toets
#
ken.
of
De start-stoptoets op de cockpit indrukken
#
(met de sleutel in de auto).
Ontgrendelingsinstellingen wijzigen
Mogelijke ontgrendelingsfuncties van de sleutel:
R
R
#
Als de ontgrendelingsfunctie bestuurdersportier
1
circa één seconde
en tankdopklep is gekozen:
R
R
1
indruk‐
Stroomverbruik van de sleutel reduceren
Alle auto's: Wanneer de auto of een sleutel
gedurende langere tijd niet wordt gebruikt, kan
Centraal ontgrendelen.
Bestuurdersportier en tankdopklep ontgren‐
delen.
Tussen de instellingen omschakelen: De
toetsen % en & tegelijkertijd circa zes
seconden indrukken, tot het batterijcontrole‐
lampje tweemaal knippert.
Als de toets % de tweede keer wordt inge‐
drukt, wordt de auto centraal ontgrendeld.
Auto's met KEYLESS-GO: Als de binnenzijde
van de portiergreep van het bestuurderspor‐
tier wordt aangeraakt, worden alleen het
bestuurdersportier en de tankdopklep ont‐
grendeld.