op voetgangers, dieren, tweewielers of
R
stilstaande voertuigen of onverwachte
obstakels
verkeers- en omgevingssituaties
R
op tegenliggers en kruisend verkeer
R
De actieve afstandsassistent DISTRONIC kan
in deze situaties niet waarschuwen of onder‐
steunend ingrijpen.
De verkeerssituatie altijd goed in de
#
gaten houden en overeenkomstig reage‐
ren.
Actieve afstandsassistent DISTRONIC bedie‐
nen
Voorwaarden
De auto is gestart.
R
De elektrische parkeerrem is vrijgezet.
R
®
Het ESP
is ingeschakeld en regelt niet.
R
De transmissie staat in de stand h.
R
Alle portieren en de motorkap zijn gesloten.
R
De controle van het radarsensorsysteem suc‐
R
cesvol afgesloten (er wordt sneller dan
20 km/h gereden).
Er wordt niet in- of uitgeparkeerd met de
R
PARKTRONIC-parkeerassistent.
De auto mag niet glijden.
R
Omschakelen tussen limiter en actieve
afstandsassistent DISTRONIC
Rijden en parkeren 211
De toets
1
indrukken.
#
Actieve afstandsassistent DISTRONIC of vari‐
abele limiter activeren
Activeren zonder opgeslagen snelheid: De
#
tuimelschakelaar
3
omhoog (SET+) of
omlaag (SET-) drukken of de tuimelschake‐
laar
4
omhoogdrukken. De voet van het
gaspedaal nemen (actieve afstandsassistent
DISTRONIC).
De actueel gereden snelheid wordt opgesla‐
gen en door de auto aangehouden (actieve
afstandsassistent DISTRONIC) of begrensd
(variabele limiter).
of
Activeren met opgeslagen snelheid: De
#
tuimelschakelaar
4
omhoogdrukken. De
voet van het gaspedaal nemen (actieve
afstandsassistent DISTRONIC).
%
Door tweemaal omhoogdrukken van de tui‐
melschakelaar
4
tijdens het rijden wordt de
actieve afstandsassistent DISTRONIC of de
variabele limiter met de in het combi-instru‐
ment weergegeven snelheidslimiet geacti‐
veerd.