226 Rijden en parkeren
In de volgende situaties wordt de auto weer
omlaaggebracht:
Er wordt sneller dan 80 km/h gereden.
R
Er wordt circa drie minuten met een snelheid
R
tussen 60 km/h en 80 km/h gereden.
Er wordt een rijprogramma met de DYNAMIC
R
SELECT-schakelaar geselecteerd.
De auto wordt ingesteld op de hoogte van het
laatst geselecteerde rijprogramma.
Auto omlaagbrengen
De toets
1
indrukken.
#
Het controlelampje
2
dooft. De auto wordt
ingesteld op de hoogte van het actieve rijpro‐
gramma.
PARKTRONIC-parkeerassistent
Functie van de passieve flankbescherming
De passieve flankbescherming breidt de PARK‐
TRONIC-parkeerassistent met een waarschuwing
tegen obstakels aan de zijkanten uit. De waar‐
schuwing vindt plaats bij obstakels die zich tus‐
sen het voorste en achterste detectiebereik
bevinden. Om een object te kunnen detecteren,
moet dit tijdens het voorbij rijden door de senso‐
ren in de voor- of achterbumper worden her‐
kend.
Bij het parkeren of manoeuvreren worden obsta‐
kel tijdens het voorbij rijden gedetecteerd. Wan‐
neer u in de richting van een gedetecteerd
obstakel stuurt en daardoor een zijdelings aanrij‐
dingsgevaar bestaat, volgt een waarschuwing.
Afhankelijk van de afstand gaan de zijdelingse
segmenten oranje of rood branden.
Segmentkleur afhankelijk van de afstand
Kleur
Afstand aan de zijkant
in cm
Rood
circa < 30
Oranje
circa 30 - 60
Om ervoor te zorgen dat segmenten aan de zij‐
kant voor of achter kunnen worden weergege‐
ven, moet de auto eerst een afstand van ten
minste een halve autolengte afleggen. Als een
afstand van een autolengte is afgelegd, kunnen
alle segmenten aan de zijkant voor en achter
worden weergegeven.
Auto's zonder 360°-camera
1
De PARKTRONIC-parkeerassistent is alleen
voor en achter gereed voor de meting
2
De PARKTRONIC-parkeerassistent is gereed
voor de meting en kan ook voor zijdelingse
obstakels waarschuwen
3
Obstakels rechtsvoor (oranje) en -achter
(rood) herkend