De functie in- O of uitschakelen ª.
#
Klimaatregeling automatisch regelen
In de automatische stand wordt de ingestelde
temperatuur door de luchttoevoer geregeld en
constant gehouden.
De toets à indrukken.
#
Omschakelen naar handmatige functie:
#
De toets H of _ indrukken.
Aircostijl
Werking van de klimaatmodus
In de automatische stand kan voor de bestuur‐
ders- en passagierszijde worden gekozen tussen
de volgende klimaatmodussen:
FOCUS: Grote luchthoeveelheid, iets koelere
R
instelling
MEDIUM: Gemiddelde luchthoeveelheid,
R
standaardinstelling
DIFFUUS: Lage luchthoeveelheid, iets war‐
R
mere en tochtvrije instelling
Klimaatmodus instellen
Multimediasysteem:
Voertuig
b Klimaatregeling
,
.
costijl
FOCUS,
MEDIUM
of
DIFFUSE
#
%
Voor een voelbaar effect van de klimaatmo‐
dus moet de functie à actief zijn
(
pagina 151).
→
Overzicht instellingen voor de luchtverdeling
De symbolen op het display geven aan, door
welke luchtroosters de lucht wordt gestuurd:
¯ Ontwasemingsroosters
P Middelste luchtroosters en zijluchtroos‐
ters
O Luchtuitstroomopeningen in de been‐
ruimte
S Middelste luchtroosters, zijluchtroosters
en luchtuitstroomopeningen in de been‐
ruimte
a Ontwasemings- en beenruimteluchtroos‐
ters
_ Alle luchtroosters
b Ontwasemingsroosters, middelste lucht‐
Air-
roosters en zijluchtroosters
.
W Automatische luchtverdeling
selecteren.
Synchroniseringsfunctie van de klimaatrege‐
ling via de bedieningseenheid in- of uitscha‐
kelen
Met de synchroniseringsfunctie wordt de kli‐
maatregeling centraal geregeld. De temperatuur‐
instelling en de luchtverdelingsinstelling van de
bestuurderszijde wordt automatisch overgeno‐
men voor de passagierszijde.
De toets 0 indrukken.
#
Als de instelling van een andere zone wordt
gewijzigd, wordt de synchroniseringsfunctie uit‐
geschakeld.
Klimaatregeling 151