gang tot het internet of andere netwerkappara‐
tuur te verkrijgen.
De volgende verbindingsmogelijkheden zijn
beschikbaar:
WiFi-verbinding
R
De WiFi-verbinding wordt met een WiFi-appa‐
raat, bijvoorbeeld de mobiele telefoon van de
klant of een tablet-PC, tot stand gebracht.
Multimediasysteem als WiFi-hotspot
R
Op deze manier kan bijvoorbeeld een tablet-
PC of notebook worden verbonden.
Voor de verbindingsopbouw kunt u deze metho‐
des gebruiken:
WPS PIN
R
De verbinding met een beveiligd WiFi-net‐
werk vindt plaats via een pincode.
WPS PBC
R
De verbinding met een beveiligd WiFi-net‐
werk vindt plaats met de druk op een toets
(Pushbutton).
Beveiligingssleutel
R
De verbinding met een beveiligd WiFi-net‐
werk vindt plaats via een beveiligingssleutel.
WLAN instellen
Voorwaarden
Het te verbinden apparaat moet een van de
R
drie beschreven verbindingssoorten onder‐
steunen (
pagina 300).
→
Multimediasysteem:
Systeem
ö Connectiviteit
,
.
WiFi in-/uitschakelen
Wi-Fi
in- O of uitschakelen ª.
#
Als
Wi-Fi
is uitgeschakeld ª, is de communi‐
catie via WiFi met alle apparatuur onderbro‐
ken. Daardoor kan er ook geen verbinding
met de HERMES communicatiemodule wor‐
den gemaakt. Functies zoals de dynamische
routebegeleiding met Live Traffic Information
zijn dan niet beschikbaar.
Het multimediasysteem via WiFi met een
apparaat verbinden
Als geen HERMES communicatiemodule is
gemonteerd, is deze functie beschikbaar.
Multimediasysteem 301
Het type verbindingsopbouw moet op het multi‐
mediasysteem en op het te verbinden apparaat
zijn geselecteerd.
%
Het verbindingsverloop kan afhankelijk van
het apparaat afwijken. De aanwijzingen vol‐
gen die op de displays worden weergegeven.
Meer informatie (zie de handleiding van de
auto).
Internetinstellingen
selecteren.
#
Wi-Fi-netwerken zoeken
selecteren.
#
Via WPS PIN
In de lijst een WiFi-netwerk markeren.
#
¥
Via WPS PIN Invoer verbinden
#
ren.
Het multimediasysteem genereert een pin‐
code met acht tekens.
Deze pincode bij het te verbinden apparaat
#
invoeren.
De invoer bevestigen.
#
selecte‐