134 Licht en zicht
5
L Dimlicht en grootlicht
6
R Mistachterlicht in- of uitschakelen
Bij activering van het dimlicht wordt het contro‐
lelampje voor het standlicht T gedeactiveerd
en door het controlelampje dimlicht L ver‐
vangen.
De auto altijd overeenkomstig wettelijke
#
regelingen veilig en voldoende verlicht parke‐
ren.
* AANWIJZING Accu-ontlading door stand‐
licht
Als het standlicht gedurende meerdere uren
ingeschakeld blijft, wordt de accu belast.
Indien mogelijk het rechter X of het
#
linker W parkeerlicht inschakelen.
Bij een sterke accu-ontlading wordt het stand- of
parkeerlicht ten gunste van de volgende motor‐
start automatisch uitgeschakeld.
De exterieurverlichting (behalve stads- en par‐
keerlicht) wordt automatisch uitgeschakeld als
het bestuurdersportier wordt geopend.
De aanwijzingen met betrekking tot de oriën‐
R
tatieverlichting in acht nemen
(
pagina 139).
→
Werking van het automatisch rijlicht
Het standlicht, dimlicht en dagrijlicht wordt over‐
eenkomstig de status van het contact, het
draaien van de motor en het omgevingslicht
automatisch geschakeld.
& WAARSCHUWING Gevaar voor ongeval‐
len door uitgeschakeld dimlicht bij zicht‐
beperkingen
Als de verlichtingsschakelaar in de stand
à staat, schakelt het dimlicht bij mist,
sneeuw en andere zichtbeperkingen zoals
spatwater niet automatisch in.
De verlichtingsschakelaar in dergelijke
#
situaties in de stand L draaien.
Het automatisch rijlicht is slechts een hulpmid‐
del. De verantwoordelijkheid voor het inschake‐
len van de verlichting ligt te allen tijde bij de
bestuurder.
Mistachterlicht in- of uitschakelen
Voorwaarden
De verlichtingsschakelaar bevindt zich in de
R
stand L of Ã.
De toets R indrukken.
#
De landspecifieke regelingen voor gebruik van
het mistachterlicht in acht nemen.