VACON · 338
Afb. 93: Besturing in de modus Multi-master
A. Curve A toont de besturing van de
pompen.
P3.15.2 AANTAL POMPEN (ID 1001)
Met deze parameter kunt u het totale aantal motoren/pompen instellen dat wordt gebruikt in
het multipompsysteem. Het maximale aantal pompen in een multipompsysteem is 8.
Stel deze parameter in tijdens de installatie. Als u 1 frequentieregelaar uit het systeem
neemt, bijvoorbeeld voor onderhoud, hoeft u deze parameter niet te wijzigen.
AANWIJZING!
Voor een juiste communicatie tussen de frequentieregelaars moet de waarde van
deze parameter hetzelfde zijn in alle frequentieregelaars in de modi Multi-follower
en Multi-master.
P3.15.3POMP ID-NUMMER (ID 1500)
Met deze parameter kunt u de ID van de frequentieregelaar instellen. Deze parameter wordt
alleen gebruikt in de modi Multi-follower en Multi-master.
Elke frequentieregelaar in het multipompsysteem moet een uniek volgnummer (ID) hebben,
beginnend bij 1.
Pomp 1 is altijd de primaire master van het multipompsysteem. Frequentieregelaar 1 regelt
het proces en stuurt de PID-regelaar aan. De PID-terugkoppeling en de PID-
referentiepuntsignalen moeten worden verbonden met frequentieregelaar 1.
Als frequentieregelaar 1 niet beschikbaar is in het systeem, bijvoorbeeld als de stroom is
losgekoppeld, neemt de volgende frequentieregelaar de werking over als secundaire master
in het multipompsysteem.
10
RPM
f
max
f
min
P1
P2
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
B
A
P3
B. De pompen zijn vergrendeld op een
constante productiefrequentie.
PARAMETERBESCHRIJVINGEN
t