PARAMETERBESCHRIJVINGEN
Start/stop
Afb. 90: MultiDrive-configuratie (PT = druksensor)
P3.15.1 MULTI-POMP MODUS (ID 1785)
Met deze parameter kunt u de configuratie en de besturingsmodus van het
multipompsysteem instellen. Met de functie Multi-pomp kunt u maximaal 8 motoren
(pompen, ventilatoren of compressoren) besturen met de PID-besturing.
0 = ENKELE FREQUENTIEREGELAAR
De modus Enkele frequentieregelaar bestuurt een systeem dat bestaat uit 1 pomp met
variabel toerental en maximaal 7 hulppompen. De interne PID-regelaar van de
frequentieregelaar regelt de snelheid van één pomp en zendt stuursignalen uit (via
relaisuitgangen) om de hulppompen te starten/stoppen. Voor het inschakelen van
hulppompen zijn magneetschakelaars nodig in de aansluiting op het net.
Eén van de pompen is verbonden met de frequentieregelaar en regelt het systeem. Wanneer
de regelende pomp constateert dat de capaciteit omhoog moet (werkt bij de
maximumfrequentie), geeft de frequentieregelaar een regelsignaal via de relaisuitgang om
de volgende hulppomp te starten. Wanneer de hulppomp start, blijft de regulerende pomp de
hoofdpomp en gaat deze terug naar de minimumfrequentie.
Wanneer de regulerende pomp constateert dat de capaciteit te hoog is (werkt bij de
minimumfrequentie), zal deze de gestarte hulppomp stoppen. Als er geen hulppompen actief
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
3 ~
M1
M2
M1
M2
M3
M8
M3
M8
PT
VACON · 335
10