VACON · 248
6. CS1 wordt actief en zorgt ervoor dat de
uitgangsfrequentie weer omhoog gaat.
De motor draait vooruit omdat CS2
inactief is.
7. Het vrijgavesignaal wordt op OPEN
gezet, waardoor de frequentie naar 0
zakt. Configureer het vrijgavesignaal
met parameter P3.5.1.15.
8. Voordat de frequentieregelaar kan
starten, moet u CS1 openen en weer
sluiten.
P3.2.7 START/STOP-LOGICA I/O B (ID 363)
Met deze parameter kunt u de digitale signalen voor start/stop-opdrachten van de
frequentieregelaar instellen.
De opties met het woord 'flank' helpen voorkomen dat de frequentieregelaar onbedoeld
wordt gestart.
Zie P3.2.6 voor meer informatie.
P3.2.8 STARTLOGICA VELDBUS (ID 889)
Met deze parameter kunt u de startlogica voor de veldbus instellen.
De opties met het woord 'flank' helpen voorkomen dat de frequentieregelaar onbedoeld
wordt gestart.
Nummer
optie
0
Een opgaande flank is vereist.
1
P3.2.9 STARTVERTRAGING (ID 524)
Met deze parameter kunt u de vertraging instellen tussen de startopdracht en de werkelijke
start van de frequentieregelaar.
P3.2.10 REMOTE TO LOCAL FUNCTION (ID 181)
Met deze parameter kunt u instellen welke gegevens worden overgenomen wanneer u
overschakelt van externe naar lokale bediening (bedieningspaneel).
Nummer
optie
0
1
2
10
Naam optie
Status
Naam optie
Run behouden
Run & referentie behouden
Stop
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
PARAMETERBESCHRIJVINGEN
9. De STOP-knop op het bedieningspaneel
wordt ingedrukt en de
uitgangsfrequentie gaat naar 0. (Dit
signaal werkt alleen als P3.2.3
Bedieningspaneel Stopknop is ingesteld
op Ja.)
10. Voordat de frequentieregelaar kan
starten, moet u CS1 openen en weer
sluiten.
11. CS1 wordt inactief en de frequentie gaat
naar 0.
Beschrijving
Beschrijving