VACON · 294
Het uitgangssignaal van de bewakingsfunctie kan aan de relaisuitgang worden gekoppeld.
P3.8.6 BEWAKINGSMODUS 2 (ID 1436)
Met deze parameter kunt u de bewakingsmodus instellen.
P3.8.7 BEWAKINGSGRENSWAARDE 2 (ID 1437)
Met deze parameter kunt u de bewakingslimiet voor het geselecteerde item instellen.
De eenheid wordt automatisch getoond.
P3.8.8 BEWAKINGSHYSTERESIS 2 (ID 1438)
Met deze parameter kunt u de hysteresis voor de bewakingslimiet van het geselecteerde
item instellen.
De eenheid wordt automatisch getoond.
10.10
BEVEILIGINGEN
10.10.1
ALGEMEEN
P3.9.1.2 RESPONS BIJ EXTERNE FOUT (ID 701)
Met deze parameter kunt u instellen hoe de frequentieregelaar reageert op een externe fout.
Als er een fout optreedt, kan de frequentieregelaar daar een melding van tonen op het
display.
Externe fouten worden geactiveerd op basis van een digitaal ingangssignaal. De standaard
digitale ingang is DI3. U kunt de respons bovendien ook instellen op een relaisuitgang.
P3.9.1.3 FOUT INGANGSFASE (ID 730)
Met deze parameter kunt u de configuratie van de voedingsfasen van de frequentieregelaar
selecteren.
AANWIJZING!
Als u de 1-fasevoeding gebruikt, moet de waarde van deze parameter zijn ingesteld
op '1-fase ondersteuning'.
P3.9.1.4 FOUT ONDERSPANNING (ID 727)
Met deze parameter kunt u bepalen of onderspanningsfouten worden opgeslagen in de
foutenhistorie.
P3.9.1.5 RESPONS BIJ FOUT UITGANGSFASE (ID 702)
Met deze parameter kunt u instellen hoe de frequentieregelaar reageert op een 'Fout
uitgangsfase'.
Als uit meting van de motorstroom blijkt dat een van de motorfasen geen stroom heeft,
treedt er een uitgangsfasefout op.
Zie P3.9.1.2.
10
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
PARAMETERBESCHRIJVINGEN