PARAMETERBESCHRIJVINGEN
U kunt de waarde van deze parameter instellen tussen 1,0 en 120,0 s. Een interne teller
houdt de blokkeertijd bij.
Als de waarde van de blokkeertijdteller deze grenswaarde overschrijdt, schakelt de
bescherming de frequentieregelaar uit.
P3.9.3.4 BLOKKEERFREQUENTIELIMIET (ID 712)
Met deze parameter kunt u de grenswaarde instellen waaronder de uitgangsfrequentie van
de frequentieregelaar moet blijven voordat er een blokkeertoestand optreedt.
AANWIJZING!
De blokkeertoestand treedt pas op wanneer de uitgangsfrequentie gedurende een
bepaalde tijd onder deze grenswaarde is gebleven.
10.10.4
ONDERBELASTINGSBESCHERMING (DROOGLOOP)
De onderbelastingsbeveiliging voor de motor zorgt ervoor dat de motor belast wordt
wanneer de frequentieregelaar actief is. Als de belasting van de motor wegvalt, kunnen er
problemen optreden. Zo kan dat bijvoorbeeld duiden op een gebroken aandrijfriem of een
droge pomp.
U kunt de onderbelastingsbeveiliging van de motor instellen met parameters P3.9.4.2
(Onderbelastingsbeveiliging: veldverzwakkingsbelasting) en P3.9.4.3
(Onderbelastingsbeveiliging: nulfrequentiebelasting). De onderbelastingscurve is een
kwadratische curve tussen de nulfrequentie en het veldverzwakkingspunt. De bescherming
is niet actief bij frequenties lager dan 5 Hz. Bij frequenties lager dan 5 Hz houdt de
onderbelastingstijdteller de tijd ook niet bij.
De waarden van de parameters voor onderbelastingsbeveiliging worden ingesteld als
percentage van het nominale motorkoppel. De schalingsverhouding van de interne
koppelwaarde kunt u afleiden van de motortypeplaatgegevens, de nominale motorstroom en
de nominale stroom van de frequentieregelaar IH. Als u een andere stroom gebruikt dan de
nominale motorstroom, neemt de nauwkeurigheid van de berekening af.
AANWIJZING!
Als u lange motorkabels gebruikt (max. 100 m) in combinatie met kleine
frequentieregelaars (≤1,5 kW), kan de motorstroom die wordt gemeten bij de
frequentieregelaar, veel hoger zijn dan de werkelijke motorstroom. Dat is omdat er
capacitieve stromen optreden in de motorkabel.
P3.9.4.1 FOUT ONDERBELASTING (ID 713)
Met deze parameter kunt u instellen hoe de frequentieregelaar reageert op een 'Fout
onderbelasting'.
Als de onderbelastingsbeveiliging detecteert dat de motor te weinig wordt belast, treedt er
een onderbelastingsfout op.
P3.9.4.2 ONDERBELASTINGSBEVEILIGING: VELDVERZWAKKINGSGEBIEDBELASTING (ID 714)
Met deze parameter kunt u het minimale koppel instellen dat de motor nodig heeft wanneer
de uitgangsfrequentie van de frequentieregelaar hoger is dan het veldverzwakkingspunt.
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
VACON · 301
10