VACON · 260
P3.4.4.2 DC-REMTIJD BIJ STOP (ID 508)
Met deze parameter kunt u de remfunctie in- of uitschakelen en de remtijd bij het stoppen
van de motor instellen.
Als de waarde van deze parameter is ingesteld op 0, is de functie DC-rem uitgeschakeld.
P3.4.4.3 STARTFREQUENTIE VOOR DC-REMMEN BIJ RAMPINGSTOP (ID 515)
Met deze parameter kunt u de uitgangsfrequentie instellen waarbij het DC-remmen wordt
gestart.
10.5.5
FLUXREMMEN
P3.4.5.1 FLUXREMMEN (ID 520)
Met deze parameter kunt u Fluxremmen inschakelen.
U kunt fluxremmen gebruiken als alternatief voor DC-remmen. Fluxremmen verhoogt de
remcapaciteit onder omstandigheden waarbij aanvullende remweerstanden niet nodig zijn.
Wanneer remmen noodzakelijk is, verlaagt het systeem de frequentie en wordt de flux in de
motor verhoogd. Hierdoor wordt de remcapaciteit van de motor groter. Het motortoerental
wordt steeds geregeld tijdens het remmen.
LET OP!
Gebruik de remfunctie niet continu. Bij fluxremmen wordt energie omgezet in
warmte. Oververhitting kan de motor beschadigen.
P3.4.5.2 FLUXREMSTROOM (ID 519)
Met deze parameter kunt u het stroomniveau voor fluxremmen instellen.
10.6
I/O-CONFIGURATIE
10.6.1
PROGRAMMERING VAN DIGITALE EN ANALOGE INGANGEN
De ingangen van de frequentieregelaar kunnen flexibel worden geprogrammeerd. U kunt de
beschikbare ingangen van de standaard en optionele I/O vrij gebruiken voor verschillende
functies.
Het is mogelijk om het beschikbare aantal I/O's uit te breiden met optiekaarten. U kunt
optiekaarten installeren in slots C, D en E. Raadpleeg de installatiehandleiding voor meer
informatie over de installatie van optiekaarten.
10
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
PARAMETERBESCHRIJVINGEN