PARAMETERBESCHRIJVINGEN
Gebruik deze functie bijvoorbeeld in pomptoepassingen voor diepe bronnen, waar een
snellere rampingtijd nodig is wanneer de pomp wordt gestart of gestopt (bij werking onder
de minimumfrequentie).
De tweede rampingtijd wordt geactiveerd als de uitgangsfrequentie van de
frequentieregelaar hoger wordt dan de limiet die is ingesteld in deze parameter. Stel de
parameter in op 0 om deze functie uit te schakelen.
f
out
[Hz]
P3.4.5.2
P3.4.1.2
Afb. 50: Activering van Ramp 2 wanneer de uitgangsfrequentie de drempelwaarde overschrijdt. (P.
3.4.5.2 = Frequentiedrempel curvevorm, P3.4.1.2 = Acceleratietijd 1, P3.4.2.2 = Acceleratietijd 2,
P3.4.1.3 = Deceleratietijd 1, P3.4.2.3 = Deceleratietijd 2)
10.5.3
STARTMAGNETISERING
P3.4.3.1 STARTMAGNETISERINGSSTROOM (ID 517)
Met deze parameter kunt u de DC-stroom instellen die bij het starten aan de motor wordt
geleverd.
Als de waarde van deze parameter is ingesteld op 0, is de functie Startmagnetisering
uitgeschakeld.
P3.4.3.2 STARTMAGNETISERINGSTIJD (ID 516)
Met deze parameter kunt u de duur van de DC-stroomlevering aan de motor instellen
voordat de acceleratie start.
10.5.4
DC-REM
P3.4.4.1 DC-REMSTROOM (ID 507)
Met deze parameter kunt u de stroom instellen die aan de motor wordt geleverd bij DC-
remmen.
Als de waarde van deze parameter is ingesteld op 0, is de functie DC-rem uitgeschakeld.
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
P3.4.2.2
VACON · 259
P3.4.2.3
P3.4.1.3
t [s]
10