Multicontrole Applicatie INTRODUCTIE De Multicontrole Applicatie voor de Vacon NXL gebruikt directe frequentiereferenties van de analoge ingang 1 als basisinstelling. Er kan echter een PID-regelaar worden gebruikt voor pomp- en ventilatortoepassingen. Dit levert veelzijdige interne metingen en instelfuncties. Als de frequentieregelaar in bedrijf wordt gesteld, is de enig zichtbare parametergroep B2.1...
Uitlezingen (Bedieningspaneel: menu M1) De uitleeswaarden zijn de actuele waarden van de parameters en signalen alsook de status en metingen. Uitleeswaarden kunnen niet worden opgeslagen. Zie de Vacon NXL gebruikershandleiding, hoofdstuk 7.4.1 voor meer informatie. Code Parameter Unit Omschrijving V1.1...
Parameterlijst vacon • 5 Basisparameters (Bedieningspaneel: Menu P2 P2.1) Code Parameter Een- Standaar Eigen Opmerking heid P2.1.1 Min frequentie 0,00 Par. 2.1.2 0,00 NB: als f > als het motor synchroon toerental, P2.1.2 Max frequentie Par. 2.1.1 320,00 50,00...
Pagina 7
10=Motor pot. Omlaag(cc) 11=By-pass PID-regelaar P2.1.18 DIN3 functie (Direct freq. referentie) 12=PID bedieningspaneel ref. 2 selectie 13=Interlock 2 14=Thermistoringang Opm. Zie NXL gebruiker handleiding Hoofdstuk. 6.2.4 15=Kracht-rp naar I/O 16=Kracht-rp naar veldbus 17=Selectie van AI1/AI2 voor I/O-referentie P2.1.19 Preset toerental1 0,00 Par.
2=4mA – 20mA (MF4-->) 3=0V – 10V 4=2V – 10V P2.2.6 AI1 signaalbereik Niet gebruikt als AI2 eigen min > 0% of AI2 eigen max. < 100% NB! Zie NXL gebruikers- handleiding hoofdstuk 7.4.6: AI1 toepassing AI1 eigen P2.2.7 100,00 0,00 0,00...
Pagina 9
8 • vacon Parameterlijst Niet gebruikt als AI2 eigen min <> 0% of AI2 eigen max. <> 100% P2.2.12 AI2 signaalbereik 1=0—20 mA 2=4—20 mA 3=0V – 10V 4=2V – 10V AI2 eigen P2.2.13 100,00 0,00 0,00 minimuminstelling AI2 eigen P2.2.14...
10 • vacon Parameterlijst Parameters regelaarbesturing (Bedieningspaneel: Menu P2 P2.4) Code Parameter Unit Standaar Eigen Noot Aanloop- 0=Lineair P2.4.1 10,0 /remcurve 1 >0=S-curve aanlooptijd 0=onmogelijk 1=gebruikt in “in-bedrijf” P2.4.2 Remchopper status 3=gebruikt in “in-bedrijf” en stop status P2.4.3 DC remstroom...
14 • vacon Parameterlijst 3.11 Parameters voor pomp- en ventilatorbesturing (Bedieningspaneel: Menu P2 P2.10) NB! Groep P2.10 is alleen zichtbaar als de waarde van parameter 2.9.1 op 2 staat. Standaar Eigen Code Parameter Unit Noot Aantal P2.10.1 hulpfrequentie- 1001...
Parameterlijst vacon • 15 3.12 Bedieningspaneelbesturing (Bedieningspaneel: Menu K3) De parameters voor de selectie van de bedieningsplaats en richting op het bedieningspaneel staan in de onderstaande lijst. Zie het bedieningspaneelmenu in de Vacon NXL gebruikershandleiding. Standaar Eigen Code Parameter Unit...
16 • vacon Omschrijving van de parameters OMSCHRIJVING VAN DE PARAMETERS BASISPARAMETERS 2.1.1, 2.1.2 Minimum-/maximumfrequentie Definieert de frequentiebereiken van de frequentieregelaar. De maximumwaarde voor de parameters 2.1.1 en 2.1.2 is 320 Hz. De software zal automatisch de waarde controleren van parameters 2.1.19, 2.1.20, 2.3.13,...
Omschrijving van de parameters vacon • 17 2.1.11 Startfunctie Aanloop: De frequentieregelaar start op 0 Hz en accelereert naar de ingestelde referentiefrequentie volgens de ingestelde acceleratiecurve. (Belasting of startwrijving kan leiden tot een verlengde aanloop.) Vliegende start: De frequentieregelaar kan starten op een draaiende motor door toevoeging van een klein koppel en het zoeken van het actuele motortoerental.
18 • vacon Omschrijving van de parameters 2.1.13 U/f-optimalisatie Niet gebruikt Automatische koppelverhoging De motorspanning wisselt automatisch wat tot gevolg heeft dat de motor voldoende koppel produceert om te starten bij lage frequenties. De spanningstoename is afhankelijk van het motortype en vermogen. Automatische koppelverhoging kan worden gebruikt in toepassingen waar hogere startkoppels voorkomen door hoge startfricties, zoals bij transportbanden.
By-pass PID-regeling (Directe frequentiereferentie) Selectie PID-paneelreferentie 2 Interlock 2 (kan alleen geselecteerd worden als de pomp- en ventilatorbesturing actief is, P2.9.1=2) Thermistor ingang NB! Zie NXL Gebruikershandleiding, hoofdstuk 6.2.4 Kracht-rp naar I/O Kracht-rp naar veldbus Selectie van AI1/AI2 voor I/O-referentie (par. 2.1.14) 2.1.19...
20 • vacon Omschrijving van de parameters Parameterwaarden zijn automatisch beperkt tussen minimum- en maximumfrequenties. (par. 2.1.1 en 2.1.2) 2.1.21 Automatische herstartfunctie Automatisch herstarten wordt geactiveerd via deze parameter 0 = Niet gebruikt 1 = In gebruik (3 automatische herstarts, zie par.
Omschrijving van de parameters vacon • 21 INGANGSSIGNALEN 2.2.1 Uitbreidingskaart DIE1 functie (Digitale Ingang Extern) Deze parameter heeft 12 selecties. Als de digitale ingang DIN1 van de uitbreidingskaart niet wordt gebruikt, stelt u de parameterwaarde in op 0. Selecties zijn gelijk als in parameter 2.1.18, uitgezonderd:...
Pagina 23
22 • vacon Omschrijving van de parameters 2.2.5 AI1 signaalselectie Verbindt de AI1-signalen met de analoge ingang van uw keuze met deze parameter. READY READY ST OP I/O term ST OP I/O term Change value Location indicator Input number nxlk29.fh8 Figuur 1- 2.
Pagina 24
Omschrijving van de parameters vacon • 23 2.2.7 AI1 eigen minimuminstelling 2.2.8 AI1 eigen maximuminstelling Pas de minimum- en maximumniveaus aan voor het AI1 signaal binnen 0…10V. 2.2.9 AI1 signaalinversie Door instelling van de parameterwaarde op 1 vindt bij AI1 de U n f i l t e r e d s i g n a l signaalinversie plaats.
26 • vacon Omschrijving van de parameters 2.3.5 Analoge uitgangsfunctie Deze parameter selecteert de gewenste functie voor het analoge uitgangssignaal. Unfiltered signal Zie de tabel op blz. 5 voor de parameterwaarden. 2.3.6 Analoge uitgangsfilter tijd Filtered signal Definieert de filter tijd van het analoge uitgangssignaal.
Omschrijving van de parameters vacon • 27 2.3.9 Schaling analoge uitgang Schaal factor voor de analoge uitgang. Max. waarde van het signaal Signaal uitgangsfrequentie 100% x f Analogue output Motortoeren 100% x Motor nom. toeren current Par. 2.3.9= Par. 2.3.9=...
28 • vacon Omschrijving van de parameters 2.3.14 Supervisie analoge ingang Met deze parameter kunt u de analoge ingang selecteren waarop u supervisie wilt uitvoeren. 0 = Niet gebruikt 1 = AI1 2 = AI2 2.3.15 Limiet supervisie analoge ingang UIT Wanneer het signaal van de analoge ingang die u met par.
Omschrijving van de parameters vacon • 29 AANDRIJF BESTURING 2.4.1 Acceleratie/deceleratie aanloop/rem curvevorm 1 De start en het einde van de acceleratie en deceleratie aanloop/remcurve kunnen ingesteld worden met deze parameter. Instelwaarde 0 geeft een lineaire aanloopcurve die zorgt voor een directe acceleratie- en deceleratiereactie onmiddellijk na een verandering van het referentiesignaal.
Pagina 31
30 • vacon Omschrijving van de parameters 2.4.4 DC-remtijd bij stop Stelt vast of de DC-remfunctie AAN of UIT is en bepaalt de remtijd van DC-remmen tijdens het stoppen van de motor. De functie van de DC-rem hangt af van de stop functie, parameter 2.1.12.
Pagina 32
Omschrijving van de parameters vacon • 31 Par. 2.1.12 = 1 (Stop functie = remcurve): Na de stopopdracht wordt het toerental gereduceerd volgens de f out ingestelde deceleratieparameters, tot Motor speed aan het toerental vastgelegd met Output frequency parameter 2.4.5, waar het DC-remmen start.
32 • vacon Omschrijving van de parameters VERBODEN FREQUENTIES 2.5.1 Verboden frequentiebereik 1; Lage limiet 2.5.2 Verboden frequentiebereik 1; Hoge limiet In sommige systemen kan het nodig Output frequency [Hz] zijn om bepaalde frequenties te vermijden vanwege mechanische resonantie problemen. Met deze...
Omschrijving van de parameters vacon • 33 MOTORBESTURING 2.6.1 Motorbesturingswijze Frequentieregeling: De I/O-klemmen- en paneelreferenties zijn frequentiereferenties en de frequentieregelaar regelt de uitgangsfrequentie (uitgangsfrequentieresolutie = 0,01 Hz) Toerentalregeling: De I/O-klemmen- en paneelreferenties zijn toerenreferenties en de frequentieregelaar regelt het motortoerental (nauwkeurigheid ±...
Pagina 35
34 • vacon Omschrijving van de parameters Programmeerbare U/f-curve: De U/f-curve kan worden geprogrammeerd met drie verschillende punten. De programmeerbare U/f-curve kan gebruikt worden als de andere instellingen niet voldoen. U [ V ] D e f a u l t : N o m i n a l P a r 2 .
Zie Figuur 1- 17. 2.6.8 Schakelfrequentie Motorgeluid kan worden geminimaliseerd door een hoge schakelfrequentie te gebruiken. Verhoging van de schakelfrequentie reduceert de capaciteit van de frequentieregelaar. Schakelfrequentie van de Vacon NXL: 1…16 kHz 2.6.9 Overspanningsbeveiliging 2.6.10 Onderspanningsbeveiliging Deze parameters kunnen de onder-/overspanningsbeveiliging buiten werking stellen. Dit kan nodig zijn bijvoorbeeld als de voedingsspanning meer dan –15% tot +10% varieert en...
2 = Fout, stop modus na fout volgens parameter 2.1.12 3 = Fout, stop modus na fout altijd met uitloop Voor de onderspanning limieten zie de Vacon NXL gebruikershandleiding, Tabel 4-3. NB: Deze beveiliging kan niet worden uitgeschakeld. 2.7.4 Uitgangsfase bewaking...
Parameters 2.7.6—2.7.10, Thermische motorbeveiliging: Algemeen De thermische motorbeveiliging beschermt de motor tegen oververhitting. De Vacon frequentieregelaar is in staat om een hogere stroom te leveren dan de nominale motorstroomsterkte. Als de last een hogere stroomsterkte vraagt is het risico aanwezig dat de motor thermisch overbelast wordt.
38 • vacon Omschrijving van de parameters 2.7.7 Thermische motorbeveiliging: Motor omgeving temperatuur factor Als de motor omgevingstemperatuur hoog is, is het beter om me deze parameter de waarde in te stellen. De waarde van de factor kan ingesteld worden tussen –100.0% en 100.0% waarbij –100.0% correspondeert met 0...
40 • vacon Omschrijving van de parameters 2.7.12 Blokkeerstroom bereik De stroom kan ingesteld worden tussen 0.0…I *2. Om te voldoen aan de nMotor blokkervoorwaarde dient de motorstroom deze parameterwaarde te hebben overschreden. Zie Figuur 1- 19. De software staat geen grotere waarde toe dan I *2.
Omschrijving van de parameters vacon • 41 Parameters 2.7.15—2.7.18, Onderbelastingsbeveiliging: Algemeen De taak van de onderbelastingsbeveiliging is bewaking van een bepaalde minimale motorbelasting gedurende de tijd dat de motor draait. Als de motor tijdens bedrijf zijn last verliest kan er een probleem zijn in het proces, bijvoorbeeld een gebroken snaar/riem of een droog gelopen pomp.
42 • vacon Omschrijving van de parameters 2.7.17 Onderbelastingsbeveiliging, belasting bij 0 Hz Het koppelbereik kan worden ingesteld tussen 5.0—150.0 % x T nMotor De parameterwaarde is het minimum toegestane koppel bij uitgangsfrequentie 0 Hz. Zie Figuur 1- 21. parameter 2.1.9 (Nominale motorstroom) wordt gewijzigd keert deze parameter automatisch terug naar de fabrieksinstelling.
Omschrijving van de parameters vacon • 43 2.7.22 Actuele waarde bewakingsfunctie 0 = Niet gebruikt 1 = Alarm, als de actuele waarde onder de limiet van par. 2.7.23 komt 2 = Alarm, als de actuele waarde boven de limiet van par. 2.7.23 komt 3 = Fout, als de actuele waarde onder de limiet van par.
44 • vacon Omschrijving van de parameters AUTO-HERSTART PARAMETERS De automatische herstart functie is actief als de waarde van par. 2.1.21 = 1. Er zijn altijd drie herstart pogingen 2.8.1 Automatische herstart: Wachttijd Definieert de tijd voordat de frequentieregelaar automatisch tracht de motor te herstarten nadat de fout verdwenen is.
Omschrijving van de parameters vacon • 45 PID-REFERENTIEPARAMETERS 2.9.1 PID-activering Met deze parameter kunt u de PID-regelaar activeren/uitschakelen of de parameters voor pomp- en ventilatorbesturing activeren. 0 = PID-regelaar niet actief 1 = PID-regelaar actief 2 = Pomp- en ventilatorbesturing actief. Parametergroep P2.10 wordt zichtbaar.
Pagina 47
46 • vacon Omschrijving van de parameters 2.9.6 PID-regelaar Dempingstijd De parameter 2.9.5 definieert de dempingstijd van de PID-regelaar. Als de parameter ingesteld is op 1seconde zal een wijziging van 10% in de foutwaarde gedurende 1 sec als gevolg hebben dat de regelaar uitgang ook wijzigt met 10.00%. Als de parameterwaarde is ingesteld op 0.00 s functioneert de PID-regelaar als PI-regeling.
Pagina 48
Omschrijving van de parameters vacon • 47 Voorbeeld 2: Gegeven waarden: Par. 2.9.4, P = 100% PID max limiet = 100.0% Par. 2.9.5, I-tijd = 1.00 s PID min limiet = 0.0% Par. 2.9.6, D-tijd = 1.00 s Min freq. = 0 Hz Foutwaarde (referentiewaarde –...
Pagina 49
48 • vacon Omschrijving van de parameters Voorbeeld 3: Gegeven waarde: Par. 2.9.4, P = 100% PID max limiet = 100.0% Par. 2.9.5, I-tijd = 0.00 s PID min limiet = 0.0% Par. 2.9.6, D-tijd = 1.00 s Min freq. = 0 Hz Foutwaarde(referentiewaarde –...
50 • vacon Omschrijving van de parameters 2.9.13 Activeringsfunctie Deze parameter bepaalt of de frequentieregelaar vanuit de slaapfunctie gestart wordt als de actuele waarde zakt onder of stijgt boven het activeringsniveau (par. 2.9.12). Zie Figuur 1-28 Figuur 1- 29. Frequentieregelaar slaapfunctie Actual value Wake up level (param.
Pagina 52
Omschrijving van de parameters vacon • 51 Pa r. Descr ip tio n Fu n ctio n Lim it v a lu e Actual value signal The limit defined Wake-up happens with parameter when actual value 2.9.12 is in goes below the...
52 • vacon Omschrijving van de parameters 4.10 POMP- EN VENTILATORBESTURING De pomp- en ventilatorbesturing kan gebruikt worden voor een frequentiegestuurde regelaar met maximaal drie hulpfrequentieregelaars. De PID-regelaar van de frequentieregelaar regelt traploos het toerental van de geregelde motor en schakelt eventuele hulpfrequentieregelaars in of uit. Naast de acht standaardparametergroepen is een extra parametergroep voor besturingsfuncties voor meerdere pompen en ventilatoren beschikbaar.
Pagina 54
Omschrijving van de parameters vacon • 53 Parameter 2.10.5, Autowisselinterval Na het verlopen van de tijd bepaald door deze parameter, zal de autowissel functie plaats vinden als de uitgangsfrequentie onder de, door parameter 2.10.7 bepaalde limiet ligt. de uitgangsfrequentie stijgt boven de waarde van par 2.10.7...
Pagina 55
54 • vacon Omschrijving van de parameters 4.10.2 Voorbeelden PFC met interlocks (ontgrendelingen) en autowisseling tussen 3 pompen (OPT-AA of OPT-B5 uitbreidingskaart nodig) Situatie: 1 geregelde frequentieregelaar en 2 hulpfrequentieregelaars. Parameterinstelling: 2.10.1= 2 Interlock terugkoppelingssignalen gebruikt, en autowisseling tussen alle frequentieregelaars gebruikt.
Pagina 57
56 • vacon Omschrijving van de parameters PFC met interlocks (ontgrendelingen) en autowisseling tussen 2 pompen (OPT-AA of OPT-B5 uitbreidingskaart nodig) Situatie: 1 geregelde frequentieregelaar en 1 hulpfrequentieregelaar. Parameterinstelling: 2.10.1= 1 Interlock terugkoppel signaal gebruikt, autowisseling tussen pompen gebruikt. Parameterinstelling: 2.10.4=4 De interlock terugkoppel signalen komen op digitale ingang DIN2 (par.
Pagina 58
Omschrijving van de parameters vacon • 57 230 VAC VACON NXOPTA2 OPT-AA 24 VDC DIN2 DIN3 DIN2 Autom. O Mains Autom. O Mains K1.1 K2.1 K1.1 K2.1 NX12k105.dsf M1/Vacon M1/mains M2/ Vacon M2/mains Figuur 1- 33. 2-pomp autowissel systeem, principe...
58 • vacon Omschrijving van de parameters 4.10.3 Beschrijving van parameters voor pomp- en ventilatorbesturing 2.10.1 Aantal hulpfrequentieregelaars Met deze parameter wordt het aantal gebruikte hulpfrequentieregelaars bepaald. De functies om de hulpfrequentieregelaars aan te sturen (parameters 2.10.4 tot 2.10.7) kunnen op de relaisuitgangen geprogrammeerd worden.
Pagina 60
Omschrijving van de parameters vacon • 59 De frequentiegestuurde regelaar is onderdeel van de wissellogica en een magneetschakelaar is nodig voor elke regelaar om deze met de netvoeding of de frequentieregelaar te verbinden. Vacon auxiliary auxiliary connection connection NX12k97.fh8 Drive 1 Drive 2 Figuur 1- 36.
Pagina 61
60 • vacon Omschrijving van de parameters 2.10.6 Maximum aantal hulpfrequentieregelaars 2.10.7 Autowissel frequentie limiet Deze parameters bepalen het niveau waaronder de uitgangsfrequentie moet blijven zodat een auto-wisseling kan plaats vinden. Dit niveau is als volgt gedefinieerd: Als het aantal draaiende hulpfrequentieregelaars kleiner is dan ingesteld bij parameter •...
De draairichting van de motor is vooruit, als het bedieningspaneel de actieve stuurbron is. Achteruit: De draairichting van de motor is achteruit, als het bedieningspaneel de actieve stuurbron is. Voor meer informatie, zie de Vacon NXL gebruikershandleiding, Hoofdstuk 7.4.3.3. Activering Stop drukknop Als u van de stopdrukknop een "Bewuste STOP"...