VACON · 334
10.16.2
SYSTEEMCONFIGURATIE
De functie Multi-pomp heeft 2 verschillende configuraties. De configuratie is afhankelijk van
het aantal frequentieregelaars in het systeem.
SINGLEDRIVE-CONFIGURATIE
De modus Enkele frequentieregelaar bestuurt een systeem dat bestaat uit 1 pomp met een
variabel toerental en maximaal 7 hulppompen. De interne PID-regelaar van de
frequentieregelaar regelt de snelheid van één pomp en zendt stuursignalen uit (via
relaisuitgangen) om de hulppompen te starten/stoppen. Voor het inschakelen van
hulppompen zijn magneetschakelaars nodig in de aansluiting op het net.
Afb. 89: SingleDrive-configuratie (PT = druksensor)
MULTIDRIVE-CONFIGURATIE
De MultiDrive-modi (Multi-master en Multi-follower) regelen systemen die bestaan uit
maximaal 8 pompen met variabel toerental. Elke pomp wordt door een eigen
frequentieregelaar aangedreven. Alle pompen worden aangestuurd door hun eigen interne
PID-regelaar. De frequentieregelaars communiceren met elkaar via ModBus RTU-
buscommunicatie.
De afbeelding hieronder toont het principe van een MultiDrive-configuratie. Zie ook het
algemene aansluitschema voor multipompsystemen in hoofdstuk Afb. 18 Aansluitschema van
een multipompsysteem (MultiDrive), voorbeeld 1A.
10
3~
Start/stop
RO2
RO3
RO8
M1
M1
M2
M3
M8
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
M2
M3
PT
PARAMETERBESCHRIJVINGEN
M8