VACON · 256
Nummer
optie
0
1
2
10.4.4
PARAMETERGROEP SPOELEN
Gebruik de spoelfunctie om de normale besturing kortstondig te onderdrukken. Met deze
functie kunt u bijvoorbeeld de leiding spoelen of de pomp handmatig bedienen bij het vaste
constante toerental.
De functie Spoelen start de frequentieregelaar op de geselecteerde referentie, zonder
andere startopdrachten en ongeacht de bedieningsplaats.
P3.3.6.1 SPOELREFERENTIE 1 ACTIEF (ID 530)
Met deze parameter kunt u instellen met welk digitale ingangssignaal de functie Spoelen kan
worden geactiveerd.
De spoelfrequentiereferentie is bidirectioneel en de opdracht Omkeren heeft geen effect op
de richting van de spoelreferentie.
AANWIJZING!
De frequentieregelaar start zodra u de digitale ingang activeert.
P3.3.6.2 SPOELREFERENTIE (ID 1239)
Met deze parameter kunt u de frequentiereferentie van de frequentieregelaar voor de functie
Spoelen instellen.
Deze referentie is bidirectioneel en de opdracht Omkeren heeft geen effect op de richting van
de spoelreferentie. Een positieve waarde van de referentie leidt tot een voorwaartse richting
en een negatieve waarde tot een achterwaartse richting.
10.5
INSTELLINGEN VOOR RAMPING EN REMMEN
10.5.1
RAMP 1
P3.4.1.1 RAMP 1 VORM (ID 500)
Met deze parameter kunt u het begin en het einde van acceleratie- en deceleratieramps
vloeiender maken.
10
Naam optie
De laatste frequentiereferentie van de motorpotentiometer
Geen reset
blijft behouden in de stoptoestand en in het geheugen wan-
neer de stroom wordt uitgeschakeld.
De frequentiereferentie van de motorpotentiometer wordt
ingesteld op 0 wanneer de frequentieregelaar overgaat naar
Stoptoestand
de stoptoestand of wanneer de frequentieregelaar wordt uit-
geschakeld.
De frequentiereferentie van de motorpotentiometer wordt
Voeding uit
alleen ingesteld op 0 wanneer de stroom wordt uitgescha-
keld.
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
PARAMETERBESCHRIJVINGEN
Beschrijving