Belangrijke informatie over wielbouten
De velgen en wielbouten die in de fabriek ge-
monteerd zijn, zijn qua constructie op elkaar
afgestemd. Daarom moeten bij het vervan-
gen van de velgen de bijbehorende wielbou-
ten met de juiste lengte en kop worden ge-
bruikt. De bevestiging van de wielen en de
werking van het remsysteem hangt daarvan
af.
Soms mag u zelfs niet de wielbouten van wa-
gens van dezelfde productieserie gebruiken.
ATTENTIE
Als de wielbouten niet goed worden vastge-
zet, kunnen ze onder het rijden losdraaien
waardoor de bestuurder de controle over
het stuur kan verliezen met als mogelijk ge-
volg een ongeluk en ernstig letsel.
Alleen die wielbouten gebruiken die bij
●
de velg horen.
Nooit verschillende wielbouten gebrui-
●
ken.
Wielbouten en schroefdraad moeten
●
schoon en vrij van olie of vet zijn. Ze moe-
ten gemakkelijk aangedraaid kunnen wor-
den.
Gebruik om de wielbouten los of vast te
●
draaien alleen de wielsleutel die bij de wa-
gen is meegeleverd.
Om ongevallen te vermijden, draait u de
●
wielbouten slechts een beetje los (onge-
Zelfhulp
veer een slag) wanneer de wagen nog niet
is opgetild met de krik.
Breng geen vet of olie op de wielbouten
●
of op de schroefdraad van de wielnaaf aan.
Hoewel de bouten met het voorgeschreven
aanhaalmoment zijn aangetrokken, kun-
nen ze onder het rijden losdraaien.
De schroefverbindingen van velgen met
●
geschroefde velgringen nooit losdraaien.
Als de wielbouten met een lager dan het
●
voorgeschreven aanhaalmoment worden
aangedraaid, kunnen de bouten en velgen
onder het rijden losdraaien. Door een te
hoog aanhaalmoment kan de wielbout of
de schroefdraad worden beschadigd.
De wagen opkrikken
Steunpunten voor de krik.
Afb. 33
Langsligger: plaatsing van de wagenkrik.
Afb. 34
Plaats de krik* (wagengereedschap) op
●
een stevige ondergrond. Gebruik indien no-
dig een stabiele plaat met een groot opper-
vlak. Bij een gladde ondergrond, zoals bijv.
een tegelvloer, een stroeve drager (bijv. een
›››
rubber mat) gebruiken
.
Zoek het bevestigingspunt op de langslig-
●
ger (verzonken gedeelte) dat zich het dicht-
ste bij het te vervangen wiel bevindt
33.
Draai aan de krik* die u onder het bevesti-
●
gingspunt op de langsligger hebt geplaatst,
om deze hoog te verplaatsen tot de flens
›››
afb. 34
zich onder de betreffende uitspa-
ring bevindt.
Lijn de krik* zodanig uit dat de flens
●
grijpt" in de uitsparing voor de langsligger en
dat de beweegbare grondplaat
grond ligt. De grondplaat
moet zich verti-
2
caal t.o.v. het steunpunt
bevinden.
1
›››
afb.
1
"in-
1
plat op de
2
»
45