– Parkeervergrendeling
In deze keuzehendelstand zijn de aandrij-
vende wielen geblokkeerd. De hendel mag
alleen bij stilstaande wagen in P worden ge-
›››
zet
.
Om de keuzehendel in en uit stand P te zet-
ten, moet de vergrendelknop worden inge-
drukt en tegelijkertijd het rempedaal worden
ingetrapt.
– Achteruitversnelling
De achteruitversnelling mag alleen bij stil-
staande wagen en bij stationair draaiende
motor worden ingeschakeld
Voor het inschakelen van stand R de ver-
grendelknop indrukken en tegelijkertijd het
rempedaal intrappen. Bij ingeschakeld con-
tact branden de achteruitrijlampen als de
hendel in de stand R staat.
– Vrije stand
Als de hendel in deze stand staat, staat de
versnelling in de vrij.
Trap het rempedaal in om de hendel van
stand N naar D/S te brengen bij snelheden
onder 3 km/u (2 mpu) of bij stilstaande wa-
›››
gen
.
248
– Permanente stand voor vooruitver-
snelling
De hendel in de stand D/S zorgt ervoor dat
de versnelling kan worden bediend in de
stand normaal (D) of sportief (S). Om de
sportieve stand S te kiezen, duwt u de hen-
del naar achteren. Door deze nogmaals te
verplaatsen, keert u terug naar de stand nor-
maal D. Op het display in het instrumenten-
paneel wordt de gekozen stand aangegeven.
In de stand normaal (D) kiest de versnel-
lingsbak de optimale verhouding. Deze is af-
hankelijk van motorbelasting, rijsnelheid en
dynamische schakelprogramma (DSP).
›››
.
De stand sport (S) moet worden gekozen
voor een sportieve rijstijl. Het vermogen van
de motor wordt maximaal benut. Bij het ver-
snellen zijn de schakelfasen goed voelbaar.
Onder bepaalde omstandigheden (bijv. op
bergwegen) kan het beter zijn om tijdelijk de
tiptronic-functie in te schakelen
om de versnelling aan de wegomstandighe-
den aan te passen.
Keuzehendelvergrendeling
De vergrendeling van de hendel voorkomt
dat, wanneer deze in de stand P of N staat,
per ongeluk een rijstand wordt ingeschakeld
en de wagen in beweging komt.
Om de keuzehendelvergrendeling op te hef-
fen drukt u terwijl het contact is ingeschakeld
Rijden
het rempedaal in en houd u het rempedaal
ingetrapt. Duw de vergrendeling van de hen-
del tegelijk in de richting van de pijl
200.
Als herinnering voor de bestuurder wordt
met hendel in stand P of N de volgende aan-
wijzing op het scherm getoond:
Bij snel schakelen via stand N (bijvoorbeeld
van R naar D) wordt de hendel niet vergren-
deld. Hierdoor wordt bijvoorbeeld het "los-
schommelen" bij vastgereden wagen moge-
lijk. Als de hendel bij niet-ingetrapt rempe-
daal en bij een snelheid van minder dan 5
km/u (3 mph) langer dan ongeveer één se-
conde in stand N staat, wordt de keuzehen-
del vergrendeld.
›››
pag.
249,
Bij het inschakelen van een rijst-
and bij stilstand: rem intrappen.
ATTENTIE
Zorg ervoor dat u bij stilstaande wagen
●
niet het gaspedaal intrapt. De wagen gaat
direct rijden, ook wanneer de parkeerrem is
vastgezet – gevaar voor ongelukken!
Nooit tijdens het rijden de hendel in
●
stand R of P zetten. Anders bestaat er ge-
vaar voor ongelukken of storingen.
Bij draaiende motor en met de hendel in
●
een willekeurige stand behalve P is het no-
dig om het rempedaal ingetrapt te houden,
omdat ook bij stationair toerental de
›››
afb.