Na het inhalen kan de snelheidsbegrenzer
worden geactiveerd met de eerder gepro-
grammeerde snelheid door de hendel naar
de weerstand
te brengen.
Noodremhulpsysteem (Front
Assist)*
Inleiding tot thema
Op het display van het instrumentenpa-
Afb. 210
neel: aanwijzingen van voorwaarschuwing.
Het doel van het systeem is om frontale bot-
singen tegen bepaalde voorwerpen die in
het traject van de auto liggen te helpen ver-
mijden, of de gevolgen ervan te minimalise-
ren.
Het systeem grijpt trapsgewijs in afhankelijk
van diverse factoren en hoe kritiek de situ-
atie is. Het waarschuwt eerst de bestuurder;
268
Rijden
indien die niet of te weinig reageert, wordt
een zelfstandige noodremming uitgevoerd.
De functie is ontworpen om botsingen te
vermijden tegen voertuigen die geparkeerd
zijn of in dezelfde rijstrook en in dezelfde
richting rijden, alsook voetgangers en fiet-
sers die het traject van de wagen dwars krui-
sen of in dezelfde rijstrook en richting bewe-
gen. Ze wordt mogelijk niet geactiveerd in
›››
andere gevaarlijke situaties.
De Front Assist is actief tussen snelheden
van 4 km/u (2,5 mpu) en 250 km/u (156
mpu). Afhankelijk van diverse omstandighe-
den worden sommige van de hierna be-
schreven functies weggelaten om de alge-
mene werking van het systeem te optimali-
seren.
Front Assist is een rijhulpsysteem dat in
geen geval de aandacht van de bestuurder
kan vervangen.
Waarschuwing van de veiligheidsafstand
Indien het systeem vaststelt dat er een ge-
vaarlijke situatie is omdat de bestuurder te
dicht bij de voorligger rijdt, wordt hij/zij ge-
waarschuwd met een aanwijzing op het
scherm van het instrumentenpaneel
Het moment van de waarschuwing hangt
vooral af van het gedrag van de bestuurder
en de snelheid.
Voorwaarschuwing (voorafgaande waar-
schuwing)
Indien het systeem een mogelijke botsing
met een voorligger of voorwerp vaststelt, kan
de bestuurder worden gewaarschuwd met
een geluidssignaal en een aanwijzing op het
scherm van het instrumentenpaneel
210.
Het ogenblik van de waarschuwing verschilt
.
afhankelijk van de verkeerstoestand en het
gedrag van de bestuurder. Tegelijkertijd
wordt de wagen voorbereid voor het moge-
lijk noodremmen
Kritische waarschuwing
Indien de bestuurder niet reageert op de
voorwaarschuwing, kan het systeem actief
ingrijpen op het remsysteem en kort rem-
men om de bestuurder te waarschuwen voor
het dreigende botsingsgevaar.
Automatisch remmen
Indien de bestuurder ook niet reageert op
die kritische waarschuwing, kan het sys-
teem een zelfstandige noodremming inlei-
den door steeds intenser te remmen naarge-
lang hoe kritiek de situatie is.
.
Noodremmen ter ondersteuning van de
bestuurder
Het systeem kan vaststellen dat de bestuur-
der het rempedaal niet voldoende intrapt
›››
afb.
›››
.