Wanneer het contact wordt ingeschakeld,
gaan sommige controle- en waarschuwings-
lampjes enkele seconden aan terwijl ze een
werkingscontrole uitvoeren. Na enkele se-
conden gaan de lampjes uit.
ATTENTIE
Veiligheidsaanwijzingen
wings- en controlelampjes op pag. 83
acht nemen.
Lichtschakelaar
Dashboard: lichtschakelaar.
Afb. 87
Schakelaar naar de gewenste stand draaien
●
›››
afb.
87.
Sym-
Contact uitge-
bool
schakeld.
Mistlampen, dimlicht
en stadslicht uit.
116
Sym-
bool
›››
in Waarschu-
in
De bestuurder is altijd verantwoordelijk voor
de juiste afstelling van de koplampen en het
voeren van de juiste verlichting.
automatische rijlichtregeling
De automatische rijlichtregeling is slechts
een hulp en kan niet alle rijsituaties herken-
nen.
Wanneer de lichtschakelaar in stand
staat, worden automatisch de lichten van de
wagen en de verlichting van de instrumenten
en schakelaars ingeschakeld in de volgende
omstandigheden
De lichtsensor detecteert dat het donker
●
wordt, bijvoorbeeld bij het inrijden van een
tunnel. Ze gaan uit wanneer voldoende licht
wordt gedetecteerd.
Contact aan
De regensensor detecteert neerslag en
●
schakelt de ruitenwisser in. Ze gaan uit wan-
Dagrijverlichting
ingeschakeld.
Bedienen
Contact uitge-
Contact aan
schakeld.
De oriëntatielichten
"Coming Home",
Automatische re-
"Leaving Home" en
geling van het dim-
instapverlichting
licht en daglicht.
kunnen branden.
Dagrijverlichting
Stadslichten aan.
ingeschakeld.
Dimlicht uit
Dimlicht aan.
*
›››
:
neer de ruitenwisser niet ingeschakeld wordt
na enkele minuten.
Dagrijverlichting
Voor het dagrijlicht zijn er afzonderlijke lam-
pen in de koplampen opgenomen. Bij het in-
schakelen van de automatische dagrijver-
lichting gaan die lampen branden. In wagens
uitgerust met led-achterlichten gaat ook het
›››
stadslicht achteraan branden
Het dagrijlicht wordt ontstoken zodra het
contact wordt ingeschakeld, terwijl de scha-
kelaar in de standen
of
staat, al naar
gelang de stand voor de buitenverlichting is.
Wanneer de lichtschakelaar in de stand
staat, zorgt een verlichtingssensor voor het
automatisch in- en uitschakelen van het
dimlicht (inclusief de verlichting van het in-
strumentenpaneel) resp. het dagrijlicht, al
naar gelang de hoeveelheid daglicht.
Snelwegverlichting*
De in- en uitschakeling van de functie vindt
plaats via het overeenstemmende menu van
het Easy Connect-systeem.
Inschakeling: bij het overschrijden van 110
●
km/u (68 mph) gedurende meer dan 30 se-
conden wordt de bundel van het dimlicht
iets hoger gericht voor meer zicht op de weg
voor de bestuurder.
.