Speciale rijsituaties
Wagen in een bocht.
Afb. 220
die voor u rijdt, buiten de actieradius van de radar-
sensor.
Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Een voertuig wisselt van rijstrook.
Afb. 221
Voertuig dat draait en een ander dat stilstaat.
Motorrijder
De ACC heeft een aantal beperkingen die ei-
gen zijn aan het systeem. Sommige reacties
van de ACC kunnen onder bepaalde om-
standigheden onverwacht lijken of op een
verkeerd moment uitgevoerd worden vanuit
het standpunt van de bestuurder. Daarom
moet de bestuurder altijd aandachtig zijn om
in te grijpen waar nodig.
In de volgende situaties is maximale aan-
dacht vereist:
Starten na een stopfase (enkel wagens met
automatische versnellingsbak)
Na een stopfase kan de ACC de wagen weer
doen vertrekken zodra de voorligger op-
nieuw in beweging gezet wordt
Inhalen
Wanneer het knipperlicht gaat branden om
een inhaalmanoeuvre te starten, versnelt de
ACC de wagen automatisch en vermindert
zo de afstand tot de voorligger.
Wanneer gewisseld wordt naar de inhaal-
strook, zal de ACC indien geen voorligger
herkend wordt versnellen tot de geprogram-
meerde snelheid bereikt is.
De versnelling van het systeem kan op elk
ogenblik onderbroken worden door het rem-
pedaal in te trappen of de derde hendel naar
›››
stand
afb. 217
In de bochten
Bij het ingaan of verlaten van een bocht kan
het voorkomen dat de radarsensor de voor-
ligger niet meer herkent of reageert op een
voertuig op een rijstrook naast de rijstrook
›››
waarop u rijdt
afb. 220
omstandigheden is het mogelijk dat de wa-
gen onnodig remt of niet meer reageert op
de voorligger. In dat geval moet de bestuur-
der ingrijpen door te accelereren of het rem-
men onderbreken door de rem in te trappen
›››
.
te duwen.
3
. In dergelijke
»
279