Bandenspanningscontrolesys-
temen
Controlelampje
Springt aan
De bandenspanning van één of meer wielen is veel la-
ger dan de waarde ingesteld door de bestuurder, of de
band is structureel beschadigd.
U hoort bovendien een akoestisch signaal, terwijl ook
een tekstbericht op het instrumentenpaneel wordt
weergegeven.
Zet de wagen stil! Breng de wagen tot stilstand zo-
dra dit op een veilige wijze mogelijk is. Controleer alle
banden en de bandenspanning ervan. Vervang de be-
schadigde banden.
Knippert
Storing in het systeem.
Het controlelampje knippert ca. 1 minuut en blijft ver-
volgens continu branden.
Indien de bandenspanning correct is, schakel dan het
contact uit en weer in. Kalibreer opnieuw de banden-
›››
spanningscontrole
pag.
359. Indien de storing zich
blijft voordoen, ga dan naar een gespecialiseerde
werkplaats.
Wanneer het contact enkele seconden
wordt ingeschakeld, voeren sommige con-
trole- en waarschuwingslampjes een func-
tiecontrole uit. Na enkele seconden gaan de
lampjes uit.
Wielen
ATTENTIE
›››
Veiligheidsaanwijzingen
in Waarschu-
wings- en controlelampjes op pag. 83
acht nemen.
Bandenspanningscontrole
Instrumentenpaneel: waarschuwing ban-
Afb. 266
denspanningverlies.
De bandenspanningsindicator vergelijkt met
de ABS-sensoren de omwentelingen en dus
het loopoppervlak van iedere band.
Als de afrolomtrek van een of meerdere ban-
den verandert, geeft de bandenspanningsin-
dicatie dit in het instrumentenpaneel aan
met een controlelampje en een waarschu-
›››
wing aan de bestuurder
afb.
het een enkele band betreft, wordt de stand
hiervan op de wagen aangegeven.
Spanningverlies: Contr. banden-
spanning linksvoor!
in
Wijziging in bandomtrek
De loopcirkelomtrek van een band varieert
als:
De bandenspanning wordt handmatig ge-
●
wijzigd.
De bandenspanning onvoldoende is.
●
De bandenstructuur beschadigd is.
●
De wagen onevenwichtig geladen is.
●
De banden van een as dragen meer last
●
(bijvoorbeeld bij rijden met extra belading).
De wagen rijdt met sneeuwkettingen.
●
Het reservewiel gemonteerd is.
●
Het wiel van een as werd vervangen.
●
De bandenspanningscontrole
bepaalde omstandigheden vertraagd reage-
ren of niets aanduiden (bijvoorbeeld bij
sportief rijden, besneeuwde wegen, onver-
harde wegen of bij rijden met sneeuwkettin-
gen).
Bandenspanningsindicatie aanpassen
Nadat u de bandenspanning heeft gewijzigd
of één of meerdere wielen heeft vervangen,
266. Zolang
moet de bandenspanningsindicatie worden
aangepast. Doe dit bijvoorbeeld ook wan-
neer u de voor- en achterwielen omwisselt.
kan onder
»
359