als de sensoren erg vuil zijn, bijvoorbeeld
als er een laagje zout op zit. Reinig zo nodig
de wagen.
Als de wagen uitgerust is met een auto-
●
matische versnellingsbak, kan hij enkel ver-
grendeld worden als de versnellingspook in
de stand P staat.
Om de veiligheid van uw wagen te verho-
●
gen, beschikt de afstandsbediening van het
systeem over een positiesensor. Indien de
afstandsbediening geen beweging detec-
teert tijdens een bepaalde periode, veron-
derstelt het systeem dat men niet van plan
is om de wagen te openen (bijv. 's nachts op
de tafel) en wordt het uitgeschakeld.
"Safe"-vergrendeling
Wanneer de wagen vergrendeld is, schakelt
de "Safe"-beveiliging de werking van de por-
tiergrepen uit zodat onbevoegde personen
de wagen niet in kunnen. De portieren kun-
nen niet meer van binnenuit worden geo-
›››
pend
.
Naargelang van de wagen kan er bij het star-
ten van het contact op het display van het in-
strumentenpaneel een melding verschijnen
dat het "Safe"-veiligheidssysteem ingescha-
keld is.
1)
Beschikbaar naargelang de markt en het model.
100
De wagen vergrendelen en het "Safe"-vei-
ligheidssysteem activeren
Een keer de vergrendelingsknop
●
autosleutel indrukken.
De wagen vergrendelen zonder het "Safe"-
systeem te activeren
Twee keer na elkaar de vergrendelings-
●
knop
OF: raak tweemaal het sensoroppervlak
●
aan de buitenzijde van de portiergreep
›››
afb. 72
Wanneer het "Safe"-veiligheidssysteem
uitgeschakeld is, dient u met het volgende
rekening te houden:
1)
De wagen kan van binnenuit ontgrendeld
●
en geopend worden met de portiergreep.
Het alarmsysteem is ingeschakeld.
●
De bewaking van het interieur en de weg-
●
sleepbeveiliging worden uitgeschakeld.
Status van de "Safe"
Aan de knipperfrequentie van de LED in de
portierdrempel ziet u de bevestiging van de-
ze procedure. Aanvankelijk knippert de led
korte tijd snel, blijft vervolgens gedurende 30
seconden uit en gaat daarna langzaam knip-
peren.
Bedienen
van de
van de autosleutel indrukken.
aan.
B
ATTENTIE
Bij een van buitenaf vergrendelde wagen
met ingeschakeld "Safe"-veiligheidssys-
teem* mogen geen personen – vooral geen
kinderen – in de wagen achterblijven, om-
dat de portieren en ruiten van binnenuit
niet meer kunnen worden geopend. Ver-
grendelde portieren maken het hulpverle-
ners moeilijk om in geval van nood in de wa-
gen te komen.
Alarmsysteem*
Beschrijving
Met behulp van het alarmsysteem moeten
inbraakpogingen en diefstal van de wagen
worden bemoeilijkt. Hiertoe geeft het sys-
teem bij onbevoegd binnendringen in de wa-
gen akoestische en optische waarschu-
wingssignalen.
Het alarmsysteem wordt automatisch geacti-
veerd wanneer de wagen met de sleutel ge-
sloten wordt. Het systeem wordt onmiddellijk
geactiveerd en het controlelampje in het be-
stuurdersportier en de knipperlichten knip-
peren om aan te geven dat het alarmsysteem
en het beveiligingssysteem (dubbele beveili-
ging) geactiveerd is.