wordt de diefstalbeveiliging weer geacti‐
R
veerd.
De sleutel niet bewaren bij elektronische appara‐
ten of metalen voorwerpen. Dit kan de werking
van de sleutel nadelig beïnvloeden.
%
Als het batterijcontrolelampje
indrukken van de toets % of & niet
gaat branden, is de batterij ontladen.
De batterij van de sleutel vervangen
(
pagina 61).
→
Akoestisch sluitsignaal in- of uitschakelen
Multimediasysteem:
Voertuig
Voertuiginstellin-
,
.
gen
Akoestische sluitmelding
.
De functie in- O of uitschakelen ª.
#
Paniekalarm activeren of deactiveren
Voorwaarde
Contact uitgeschakeld.
R
2
bij het
Activeren: De toets
#
indrukken.
Er wordt een optisch en akoestisch alarm
geactiveerd.
Deactiveren: Opnieuw de toets
#
ken.
of
De start-stoptoets op het dashboard indruk‐
#
ken (met de sleutel in de auto).
Ontgrendelingsinstellingen wijzigen
Mogelijke ontgrendelingsfuncties van de sleutel:
Centraal ontgrendelen.
R
R
#
Als de ontgrendelingsfunctie bestuurdersportier
en tankdopklep is gekozen:
R
1
circa één seconde
R
1
indruk‐
Stroomverbruik van de sleutel reduceren
Als de auto gedurende langere tijd niet wordt
gebruikt, kunnen de volgende functies van de
sleutel worden gedeactiveerd:
R
Openen en sluiten
Bestuurdersportier en tankdopklep ontgren‐
delen.
Tussen de instellingen omschakelen: De
toetsen % en & tegelijkertijd circa zes
seconden indrukken, tot het batterijcontrole‐
lampje tweemaal knippert.
Als de toets % voor een tweede maal
wordt ingedrukt, wordt de auto centraal ont‐
grendeld.
Auto's met KEYLESS-GO: Als de binnenzijde
van de portiergreep van het bestuurderspor‐
tier wordt aangeraakt, worden alleen het
bestuurdersportier en de tankdopklep ont‐
grendeld.
KEYLESS-GO-startfunctie
59