206 Rijden en parkeren
Automatische functie achteruitrijcamera in-
en uitschakelen (parkeerpilot)
De achteruitrijcamera is slechts een hulpmiddel.
Hij kan uw waarneming van de omgeving niet
vervangen. De bestuurder blijft te allen tijde ver‐
antwoordelijk voor het veilig manoeuvreren en
in- en uitparkeren. Erop letten dat zich geen per‐
sonen, dieren of voorwerpen in de baan van de
auto bevinden. De omgeving in de gaten houden
en te allen tijde klaar zijn om te remmen.
Multimediasysteem:
Voertuig
Systeeminstellingen
,
.
keerpiloot
Activeren door schakelstand R
.
De functie in- O of uitschakelen ª.
#
Als de functie
Activeren door schakelstand R
is ingeschakeld, wordt bij het inschakelen
van de achteruitversnelling het beeld van de
achteruitrijcamera in het multimediasysteem
weergegeven.
Camera-afdekking van de achteruitrijcamera
openen (parkeerpilot)
Multimediasysteem:
Voertuig
,
.
keerpiloot
Camera-afdekking openen
.
De functie in- of uitschakelen.
#
Parkeer-pilot
Functie van de parkeerpilot
De parkeerpilot is een elektronische parkeerhulp
Par-
.
met ultrasone sensoren die automatisch actief is
tijdens het vooruitrijden. Het systeem werkt tot
een snelheid van circa 35 km/h. Wanneer aan
alle voorwaarden voldaan is, verschijnt het sym‐
bool c op het multifunctioneel display en
zoekt en meet het systeem zelfstandig parkeer‐
plekken aan beide zijden van de auto parallel
aan en dwars op de rijrichting. Als de parkeerpi‐
lot is ingeschakeld, worden in het multimediasys‐
teem geschikte parkeerplekken aangegeven. Op
het multifunctioneel display verschijnt het sym‐
bool ë. De pijlen geven aan, aan welke zijde
van de rijbaan vrije parkeerplekken aanwezig
zijn.
Systeeminstellingen
Par-
.
De parkeerplek en eventueel de parkeerrichting
kunnen vrij worden gekozen. De parkeerpilot
berekent een geschikte baan voor de auto en
ondersteunt het in- en uitparkeren.
De parkeerpilot zorgt daarbij voor het gas geven,
remmen, sturen en schakelen.
De parkeerpilot is slechts een hulpmiddel. Hij
kan uw waarneming van de omgeving niet ver‐
vangen. De bestuurder blijft te allen tijde verant‐
woordelijk voor het veilig manoeuvreren en in-
en uitparkeren. Erop letten dat zich geen perso‐
nen, dieren of voorwerpen in de baan van de
auto bevinden.
De parkeerpilot wordt onder andere afgebroken
als een van de volgende handelingen wordt uit‐
gevoerd:
U schakelt de PARKTRONIC-parkeerassistent
R
uit.
U schakelt de parkeerpilot uit.
R
Er wordt gestuurd.
R
De parkeerrem wordt ingeschakeld.
R
De rijstand j wordt ingeschakeld.
R
Het ESP
®
regelt.
R