26
Veiligheid voor inzittenden
Bovendien kan een verkeerd omgegespte vei‐
ligheidsgordel bijvoorbeeld bij een ongeval,
remmanoeuvres of abrupte richtingswijzigin‐
gen verwondingen veroorzaken.
Altijd ervoor zorgen dat alle inzittenden
#
de veiligheidsgordel correct hebben
omgegespt en een juiste zithouding
hebben.
De veiligheidsgordel moet:
R
Niet verdraaid en strak tegen het lichaam
-
aanliggen.
Over het midden van de schouder en zo
-
diep mogelijk tegen de heup aan lopen.
De schoudergordel mag niet de hals raken en
R
ook niet onder de arm of achter de rug wor‐
den doorgevoerd.
Dikke kleding vermijden, bijvoorbeeld een
R
winterjas.
De heupgordel indien mogelijk omlaag tegen
R
de heup aan drukken en met de schouder‐
gordel straktrekken. De heupgordel mag
nooit over buik of onderlichaam lopen.
De veiligheidsgordel mag nooit over scherpe,
R
spitse, schurende of breekbare voorwerpen
lopen.
De veiligheidsgordel altijd slechts voor één
R
persoon gebruiken. Nooit een baby of een
kind op de schoot van een inzittende meene‐
men.
Nooit voorwerpen samen met een persoon
R
vastgespen. Voor het beveiligen van voorwer‐
pen, bagage of lading altijd de aanwijzingen
met betrekking tot het beladen van de auto
in acht nemen (
pagina 103).
→
Als een kind in de auto meerijdt, ook altijd de
aanwijzingen en veiligheidsaanwijzingen bij "Kin‐
deren in de auto" in acht nemen " (
Beperking van het beschermingspotentieel
& WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door verkeerde zitpositie
Als de rugleuning niet nagenoeg rechtop
staat, biedt de veiligheidsgordel niet meer de
bedoelde beschermende werking.
In dit geval kunt u bij een remmanoeuvre of
een ongeval onder de veiligheidsgordel door‐
glijden en daarbij bijvoorbeeld letsel aan het
onderlichaam of de hals oplopen.
De stoel voor aanvang van de rit correct
#
instellen.
Altijd erop letten dat de rugleuning
#
bijna rechtop staat en dat de schouder‐
gordel over het midden van de schou‐
der loopt.
& WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door losgemaakte gorde‐
laanreiker tijdens het rijden
pagina 40).
→
Wanneer de gordelaanreiker tijdens het rij‐
den uitgeschoven is, ligt de veiligheidsgordel
niet correct tegen het lichaam.
De veiligheidsgordel kan dan niet meer zoals
bedoeld beschermen.
De gordelaanreiker moet tijdens het rij‐
#
den altijd ingeschoven zijn; dit controle‐
ren.