Het rempedaal indrukken, tot de melding
#
ë van het multifunctioneel display ver‐
dwijnt.
De HOLD-functie wordt in de volgende situaties
uitgeschakeld:
Als de DISTRONIC automatische afstandsre‐
R
geling wordt ingeschakeld.
Als de transmissie in de stand j wordt
R
gezet.
Als de auto met de elektrische parkeerrem
R
wordt beveiligd.
In de volgende situaties wordt het vastzetten van
de auto door de transmissiestand j of de elek‐
trische parkeerrem gewaarborgd:
Wanneer de veiligheidsgordel wordt gedra‐
R
gen en het bestuurdersportier geopend
wordt.
Wanneer de motor wordt afgezet.
R
Wanneer een systeemstoring optreedt of
R
wanneer de spanningsvoorziening onvol‐
doende is.
DYNAMIC BODY CONTROL
DYNAMIC BODY CONTROL heeft de volgende
eigenschappen:
Variabele dempingskarakteristiek
R
Continue verstelling van de dempingskrach‐
R
ten
De dempingskarakteristiek wordt aan de actuele
bedrijfsomstandigheden en rijtoestand aange‐
past.
De instelling van de demping wordt voor elk wiel
afzonderlijk geregeld en wordt beïnvloed door de
volgende factoren:
de staat van het wegdek
R
de belading van de auto
R
de selectie van het rijprogramma
R
Het rijprogramma kan worden ingesteld met de
DYNAMIC SELECT-schakelaar.
Rijden en parkeren 193
AIR BODY CONTROL
Werking van de AIR BODY CONTROL
De AIR BODY CONTROL is luchtvering met varia‐
bele demping voor een beter rijcomfort. De
niveauregeling rondom zorgt ook bij beladen
auto voor de best mogelijke vering en een gelijk‐
blijvende bodemspeling. Bij snel rijden wordt de
auto automatisch verlaagd om de rijveiligheid te
verbeteren en het brandstofverbruik te verlagen.
Bovendien bestaat de mogelijkheid om de voer‐
tuighoogte handmatig in te stellen.
De AIR BODY CONTROL bestaat uit:
Luchtvering met variabele veerkarakteristiek
R
Automatische niveauregeling
R
Snelheidsafhankelijke verlaging voor brand‐
R
stofbesparing
Handmatige niveau-instelling
R
ADS PLUS (adaptief dempingssysteem met
R
continue dempingskrachtverstelling)
DYNAMIC SELECT-schakelaar en niveautoets
R