116 Licht en zicht
4 Ã Automatisch rijlicht (aanbevolen
#
stand van de verlichtingsschakelaar)
5 L Dimlicht en grootlicht
#
6
R Mistachterlicht in- of uitschakelen
#
Bij activering van het dimlicht wordt het contro‐
lelampje voor het standlicht gedeactiveerd en
door het controlelampje dimlicht vervangen.
De auto altijd overeenkomstig wettelijke regelin‐
gen veilig en voldoende verlicht parkeren.
* AANWIJZING Accu-ontlading door stand‐
licht
Als het standlicht gedurende meerdere uren
ingeschakeld blijft, wordt de accu belast.
Indien mogelijk het rechter X of het
#
linker W parkeerlicht inschakelen.
Bij een sterke accu-ontlading wordt het stand- of
parkeerlicht ten gunste van de volgende motor‐
start automatisch uitgeschakeld.
De exterieurverlichting (behalve stads- en par‐
keerlicht) wordt automatisch uitgeschakeld als
het bestuurdersportier wordt geopend.
Automatisch rijlicht
Het standlicht, dimlicht en dagrijlicht wordt over‐
eenkomstig de stand van het contact, het
draaien van de motor en het omgevingslicht
automatisch geschakeld.
& WAARSCHUWING Gevaar voor ongeval‐
len door uitgeschakeld dimlicht bij zicht‐
beperkingen
Als de verlichtingsschakelaar in de stand
à staat, schakelt het dimlicht bij mist,
sneeuw en andere zichtbeperkingen zoals
spatwater niet automatisch in.
De verlichtingsschakelaar in dergelijke
#
situaties in de stand L draaien.
Het automatische rijlicht is slechts een hulpmid‐
del. De bestuurder blijft te allen tijde verant‐
woordelijk voor het inschakelen van de verlich‐
ting.
Mistachterlicht in- of uitschakelen
Voorwaarde
De verlichtingsschakelaar bevindt zich in de
R
stand L of Ã.
De toets R indrukken.
#
De landspecifieke regelingen voor gebruik van
het mistachterlicht in acht nemen.
Combischakelaar verlichting bedienen
1
Grootlicht
2
Knipperlichten rechts