1.
Met een hand de krik vasthouden, pijl 1, en
met de andere hand de slinger of de hen-
del, pijl 2, vastpakken.
2.
De krik in de rechthoekige verlaging van het
kriksteunpunt aanbrengen dat zich het
dichtst bij het te verwisselen wiel bevindt.
3.
Krik uitschuiven door aan de slinger of hen-
del te draaien in de richting van de wijzers
van de klok.
4.
De hand van de krik nemen, zodra de auto-
krik belast is en de slinger of de hendel met
een hand verder draaien.
Online Edition for Part no. 01405A54438 - II/22
Wielen en banden
5.
Let erop dat de krikvoet verticaal naar bui-
ten komt en in een rechte hoek onder het
kriksteunpunt staat.
6.
Erop letten dat de krikvoet na het naar bui-
ten komen onder een rechte hoek en lood-
recht onder het kriksteunpunt staat.
7.
De krik zo ver omhoogbrengen dat deze
met het gehele vlak op de grond staat en
het betreffende wiel maximaal 3 cm van de
bodem loskomt.
Wiel monteren
Indien nodig slechts één noodwiel monteren.
1.
De wielbouten losschroeven.
2.
Het wiel verwijderen.
3.
Het nieuwe wiel of noodwiel plaatsen en
ten minste twee wielbouten kruiselings met
de hand indraaien.
Als er geen originele lichtmetalen velgen
van de fabrikant van de auto worden ge-
monteerd, moeten eventueel ook de bijbe-
horende wielbouten worden gebruikt.
MOBILITEIT
337